Donderdag 16 januari
Na de indoorversie van gisteren gaan we vandaag weer voor de volwaardige Eurosonic-experience. Uw team beweegt zich kriskras doorheen de stad, zijn steegjes en zijn dronken Nederlanders, op zoek naar het volgende lekkere hapje op het muzikale smörgåsbord dat dit festival is. Die eierballen zullen moeten wachten tot laat op de avond, eerst de muziek!
20.10u. Simplon Main. Dat Dua Lipa ooit op Eurosonic begonnen is, weet de hele wereld intussen wel. Uw team was er niet bij toen, wij blij dus dat er elk jaar een nieuwe horde zangeressen staat te trappelen om haar kroontje van popprinses te veroveren. Eerste kanshebber vandaag: Chloe Qisha, die in haar übercool krijtstreeppak en vuurrood hemd recht van de theaterschool lijkt te komen, inclusief nauwgezet bestudeerde maniertjes en poses. Met “21st Century Cool Girl”, met een vleugje Abba in de toetsen, en de onsubtiele, maar erg lekkere “Funkytown”-ripoff “Sexy Goodbye” – ze zal het origineel later in de set nog ietwat overbodig coveren – toont ze meteen dat ze weet hoe een goeie popsong werkt.
Qisha kent haar klassiekers, maar wat ze maakt, is toch vooral heel erg van nu: “Scary Movie” en obligate ballad “VCR Home Video” doen aan Taylor Swift denken, “Evelyn” is de revenge-rocksong op maat van Olivia Rodrigo-fans. Bij momenten voelt het dus iets te veel als hokjes afvinken, en eigenlijk is ze het leukste als ze dat net níet doet en voluit voor poppy neodisco met een attitude gaat, zoals in het heerlijke getitelde “Sex, drugs and existential dread” – “mmm, existential dread!”, uitstekend refrein – en vooral het ongegeneerd hitsige “I Lied, I’m Sorry”, die beide nadrukkelijk naar een plek in de hitlijsten hengelen. Het is Chloe Qisha gegund, al zou een beetje meer eigen smoel haar niet misstaan.
19.30u. Usva. Voor ons eerste hors d’oeuvre trekken we naar het cultureel studentencentrum Usva, gelegen in het poëtisch genaamde straatje Munnekeholm, waar we via een piepklein deurtje de koude winterwind achterlaten en ons in dit gezellige zaaltje onderdompelen in de warme sound van Misha en zijn band. De vibe is die van een zonnige bar in Los Angeles: de zacht golvende visuals van eighties computergrids en stedelijke horizonten doen het zaaltje in neonroze en -blauwe tinten baden, terwijl de band – manbuns, kleurrijke hemden en extravagante zonnebrillen op de neus alsof Finland niet in het Hoge Noorden, maar aan de Westcoast ligt – speelt een set waarin chillhop en nu-funk het hoge woord voeren. Zangeressen Emilia Sisco en BeMyFiasco overgieten het geheel met een scheut soul.
Aan de slechts erg beperkte opkomst af te leiden, kunnen we hier niet spreken van een grote publiekstrekker, maar we zijn toch heel blij om hier te zijn. De sfeer is héél gemoedelijk: het wachten op het oplossen van een technisch mankement wordt speels improviserend opgelost en Misha’s verhaal over hoe hij een keer stoned in LA rondliep, gaat (net als hij toen) nergens écht naartoe. We zien hier niets wereldschokkends en velen zullen hier in een grote boog omheen lopen, maar zoals goed beleg smeert (jdr) dit maar wat graag tussen zijn dagelijkse boterham.
19.40u. WEnutbutter. De Ierse singer-songwriter Faith Nico zocht voor haar nom de plume Cruel Sister inspiratie bij een middeleeuwse Engelse murder ballad waarin een meisje haar zus verdrinkt uit jaloezie om een ridder. Veel traditionele volkspoëzie hoor je echter niet in de shoegaze die ze in haar slaapkamer begon te componeren. Intussen heeft ze een degelijke liveband rond zichzelf verzameld, en heeft de Ableton-dreampop van haar eerste singletjes wat meer punch gekregen. De essentie van haar sound – gitaren gedrenkt in dikke lagen effecten gegoten in oorwurmen van popsongs – is wel gebleven. Maar ocharme, wàt is Faith zenuwachtig. Ze staat daar wat hulpeloos met gekruiste benen eerder te mompelen dan te zingen, en de meer krachtige stemuithalen zijn gewoon plat geroep. Gelukkig kan ze rekenen op een band die wel stevig in de schoenen staat, en de meubelen aan het begin van het optreden redt.
Het lijkt godzijdank te werken, want hoe meer de frontvrouw erdoor komt, hoe meer we een hechte band met een duidelijke sound beginnen zien. De vocale issues gaan helaas niet echt weg, maar we krijgen gaandeweg meer te zien waar het potentieel van Cruel Sister zit. Hoogtepuntje “Solaris” teert op een heerlijk lekker scheurend Smashing Pumpkins-brugje gesandwicht tussen dikke plakken Cocteau Twins en Ride. Laat dit Cruel Sister nog wat kilometers in de tourbus maken en wat experimenteren met live-stemeffecten, en dit kan nog wel iets worden. De songs zijn er alvast.
20.50u. Forum. Her en der wordt Fig Tape uit Oslo getipt als een van de namen om in het oog te houden. Zijn nummers sierden de soundtrack van de populaire Netflix-reeks Young Royals, maar afgaande op wat we vanavond te zien krijgen, blijven wij met vele existentiële vragen over onze leeftijd en onze smaak achter. Wat we hier voorgeschoteld krijgen, lijkt immers eerder doordacht dan doorvoeld. De jongeman komt op in zwarte hoodie en met handschoenen aan tegen een minimalistische en strak zwart-witte backlight (die soms zó fel is dat het onmogelijk is om ernaar te kijken), waar hij met weinig begeestering algoritmevriendelijke danspop brengt.
Er wordt een industriële Berlijn-vibe beoogd, maar het resultaat is vooral hopeloos kleur- en bloedeloos, gestript van elke mogelijke spanning. De promotekst spreekt van een “pionierende smaakmaker op het gebied van muziekproductie, die voortdurend de grenzen verlegt met frisse en innovatieve soundscapes”, maar wij horen vooral pseudo-artistieke platte beats en een stemvervormer die de vocals doet klinken alsof ze uit een blikken doos komen. Bindteksten als “you look crazy, I love this city” klinken óók al alsof ze door een algoritme zijn geschreven en vallen dood in een zaal die – op die tien jongedames voor het podium – allesbehalve crazy gaat. “I hope everyone has enough beer in their cups, ‘cause you are about to spill it,” zegt hij voorafgaand aan wat hij zich in zijn hoofd verbeeldt als epische afsluiter van de set. Euh, nee, bro.
Laten we deze jongeling echter nog wat credits geven: “Holy Ponies” maakt al bonkend ten minste nog iets los, “Stay Behind” neigt naar een groove van The Weeknd en veruit het beste nummer “Somewhere” ontaardt in een deugddoende chaos. Wat het meest stoort, is die schijnbare vanzelfsprekendheid waarmee deze jongeling het succes en een warme ontvangst verwacht – en met ennui win je nu eenmaal geen zieltjes.
20.55u. Huize Maas Front. Op plaat – of noem het zoals het is: Spotify – zijn we nogal geporteerd voor het Tsjechisch-Londense Sunbrella: lijzige Madchesterbeats, mooie droompopgitaren. In de ongenadige setting van Huize Maas Front, een haastig overhoop gehaald restaurant waar het podium oncomfortabel in de verste hoek tegen het raam is geschoven, pakt het niet helemaal. Geen klachten over de heerlijke shoegazesferen op zijn Slowdives, maar de nummers komen er niet door. En dat is jammer. We moeten Sunbrella ooit eens in betere omstandigheden zien, we sluiten niet uit dat het dan iets wordt.
21u. Minerva Praediniussingel. Soms heb je als band ronduit pech met de plek waar je moet spelen. De ongezellige inkomhal van de Minerva academie (te kaal, te licht) is voor niemand een cadeau, en al zeker niet voor de exotische klanken van Collignon, gewoon uit Nederland, maar muzikaal zowat van over de hele wereld. De funky psychedelica van “Viemos De Longe”, met dat rare vervormde orgeltje, is volgens de groep gebaseerd op het Kaapverdische genre funana, maar dat hoef je niet te weten om zonder pardon meegesleept te worden door hun onweerstaanbare groove. Ook het wat rustigere “Estrada do Norte” hint naar Kaapverdië, en klinkt als een zwoele zomeravond, terwijl “Lagoinha (Minha Nave)” het dan weer in West-Afrika is gaan zoeken. Collignon is véél, soms ronduit vreemd, maar hun gekke smeltkroes van genres werkt alsof het altijd al zo bedoeld was. Geheide hit deze zomer dus, want wie zelfs déze kille keet aan het dansen krijgt, verovert de gemiddelde festivaltent in een handomdraai.
21.30u. Machinefabriek. Popmeisjes, ronde twee! Met haar akoestische gitaar is de Deens-Japanse Mina Okabe er eentje van de minder gelikte soort – hier geen dansjes of backing vocals op tape, wat verfrissend oprecht aanvoelt. Okabe heeft een zachte, glasheldere stem waarmee ze lichtvoetige liedjes over het leven als jonge twintiger zingt, en doet dat helaas op iets te brave wijze. Het huppelende “Strong” lokte ons naar hier, en is ook vanavond een vrolijk hoogtepuntje, maar net zo vaak ben je de onschadelijke songs van Okabe al vergeten voor ze voorbij zijn.
Niet dat ze niet probeert om er wat spanning in te stoppen: voor het schmalzy “Making Plans” heeft ze een drumcomputer meegebracht, en dat vindt ze blijkbaar zo belangrijk dat het ding uitgebreid aan ons voorgesteld wordt. Wat de meerwaarde precies is, behalve de drummer even rust geven, blijft onduidelijk, en de band houdt maar moeizaam maat terwijl de computer onverstoorbaar doortikt. Het zal duren tot “Every Second”, een song als een lentebriesje, lief en net niet te suikerzoet, voor er een tweede nummer passeert dat wél blijft hangen, en dat is op een set van veertig minuten toch echt te weinig. Wéér geen nieuwe Dua Lipa gevonden.
21.30u. Huize Maaes Main. Met geen alternatief op de planning, en onder het motto “we zijn hier nu toch” schakelt kitschliefhebber (mvs) naadloos van Eurosonic naar Eurosong. Baby Lasagna, dus, een slechte grap uit Kroatië die afgelopen lente het campfest in Malmö had gewonnen, had de vakjury daar geen stokje voor gestoken. Zeggen wij: goed gedaan, vakjury, want jongens, wat is dit slecht.
“Normaal hebben we meer vuurwerk. We look like Rammstein”. No shit. Aan alles hoor je hoe Marko Purišić leentjebuur speelt bij de Duitsers, maar dan zonder de seksuele en fascistische fascinaties. “I wanna be Instagramboy”, gaat het in “IG Boy”, verdere titels spellen “Stress” of “Don’t Hate Yourself, But Don’t Love Yourself Too Much”; niet al te ernstig nemen dus, ook muzikaal niet.
Dit is geen concert, dit is slechte performance-art: dit geluid maak je niet met drie muzikanten. Wanneer twee van zijn muzikanten een saxsolo op tape komen faken op kleine plastic instrumentjes, en even later een speelgoed-trombone wordt bovengehaald, weet je: he’s just taking the piss. Natuurlijk is het wachten op het einde voordat “Rim Tim Tagi Dim” van het Eurovisie Songfestival, en net als toen klinkt het als twee Rammsteinsongs over elkaar gelegd. We wilden dat we konden zeggen dat dat lollig was, maar: helaas.
21.40u. Der AA-Theater. De gezelligste en meest funky zaal van Eurosonic is nog altijd het AA-theater: tafeltjes om je drankje in een glas op te zetten, gemoedelijk sfeertje en altijd interessante bandjes om te spotten (over de geur in de toiletten zullen we strategisch zwijgen). Nu is het aan het jazzgeweld Kosmonauci om de reputatie van dit zaaltje eer aan te doen. Maar daar draaien deze vier Poolse jonkies met hun potige powerjazz duidelijk hun hand niet voor om. De new wave of European jazz die jazz en elektronica moeiteloos in elkaar laat versmelten, heeft al een tijdje onze oostelijke buren bereikt (dank u, Wacław Zimpel) en daar profiteren deze vier jonge honden ten volle van. De ‘klassieke’ combinatie van jazz, drum, sax en vibrafoon krijgt bij Kosmonauci een stevige injectie hiphop, elektronica en drum-‘n-bass.
Dat heeft het kwartet voor een groot stuk te danken aan drummer en losgeslagen beest Jan Pieniążek, die het ene moment de band strak in het gareel houdt, en het andere moment het tempo vlotjes in de verhakselaar te mikken. Het werkt als een rode lap op een stier voor de overige drie muzikanten. Vlammende vibrafoonsolo met vier stokken? Ja, natuurlijk. Rondje circulair blazen na een knaller van een saxpartij? Pourquoi pas? Het stof uit het vasttapijt blazen met bodemloos diepe bassynths? Doe maar! Publiek tijdens dit alles laten dansen alsof het drie uur ’s nachts in een zwetende club is? Mission accomplished!
22.10u. Mutua Fides. Wie zich in het gore studentenhol Mutua Fides begeeft, weet dat hij geen softe singer-songwriters moet verwachten. En ja, hoor, zo ook bij Vestige. Sinds het succes van Gojira zijn de Fransozen massaal aan de progmetal gegaan, en dus loopt het bij onze zuiderburen tegenwoordig tjokvol stoere kerels die eruit zien alsof ze aan hun derde chai latte havermelk zitten terwijl ze net de fitness uitwandelen naar de yogales. Het levert strak afgetrainde, acrobatisch gecomponeerde en moderne progmetal op die even zielloos klinkt alsof die uit de PA wordt geregeld. Kudos voor de moeiteloos zingende Théodore Rondeau die van falset naar monsterlijk diepe grunts gaat alsof dat niets kost. Ook daar: het klinkt zo afgemeten tot in de perfectie, dat het stoort. Waar is het rauwe randje, een beetje ménselijkheid? Wat is dit? Manbun-metal?
22.30u. All Round. De Italianen van Comrad weten wel hoe ze hun entree moeten maken in het poolcentrum. Opkomen, in een soort meditatiehouding op een rijtje gaan zitten, en dan losbarsten in die rauwe openingsschreeuw van “Nati Stelle”: ze hebben je meteen bij je kladden. De groep maakt oerdegelijke emopunk volgens het boekje (denk Hot Water Music, Planes Mistaken For Stars of Thursday), en wil daar graag groot mee worden – “it is really important for us”, meldt frontman Giovanni Sada (een voormalig X Factor-winnaar, dát zagen we niet aankomen) in erg krakkemikkig Engels, en daar stelt zich meteen het grootste probleem van hun wereldveroveringsdrang: zou er buiten de laars een markt zijn voor emo in het Italiaans? Fat chance, al is hun dramatische intensiteit vanavond een welkom energiebommetje, met heel wat gooi- en smijtwerk op en vóór het podium.
Niemand zal durven beweren dat “Grande Salto” of “Che Bello È” uitblinkers zijn in hun genre, maar wat doet het deugd om dit geluid nog eens te horen, en dan vooral met zo’n verpletterende overgave. De band, een voor een Italiaanse boevenkoppen, speelt met het mes tussen de tanden, de verwilderde blikken die Sada zijn fans toewerpt van op de rand van het podium terwijl hij zijn hart uitstort (denken we, ons Italiaans is wat roestig), zijn precies getormenteerd genoeg. Het aanvankelijk wat afwachtende publiek mosht zich al snel een ongeluk, met als kers op de taart de bassist die crowdsurft alsof dit het beste concert in de geschiedenis van de mensheid was. Dat zou maar een klein beetje overdreven zijn, maar beste Italiaanse emopunk van Eurosonic? Geen concurrentie!
22.40u. Stadsschouwburg. MRCY, dat zijn producer Barney Lister en zanger Kojo Degraft-Johnson, die samen tijdloze en gloeiend hete soul maken, in een traditie die gaat van Marvin Gaye over Gabriels tot Sault. Het is nog geen jaar geleden dat ze hun eerste song “Lorelei” losten, maar ze komen niet uit het niets: Degraft-Johnson werkte al samen met Cleo Sol en Lister is geen onbekende producer over het Kanaal. Moeiteloos weet deze band de grote zaal van de Stadsschouwburg tot aan de nok te vullen én te boeien.
Veertig minuten roetsjt deze muzikale musclecar zelfzeker door de bochten van botergeile soul, mucho falsetzang en warme ‘aaahahahas’ en ‘oehoehoehoes’. De professionaliteit druipt eraf, maar ze kunnen ook om zichzelf lachen: “It’s just a cheesy lovesong, you know,” zeggen ze alvorens “Sierra” in te zetten, en “Flowers in Mourning” wordt aangekondigd als “a song about loss that you can dance to”. Ze hebben nog niet genoeg materiaal uitgebracht om een hele set te vullen, maar dat is voor deze klasbakken geen probleem. Andere onuitgebrachte songs worden naadloos in de set ingepast, bij nieuwtje “Man” moeten we meezingen, bij “Angels” mee klappen bij de ondersteuning van een subtiel wahwah-gitaartje op de achtergrond. Er zal altijd een gat in de markt zijn voor goeie soul en zolang er bands als MRCY zijn om dit gat te vullen, zitten we goed. Een show waar werkelijk niets op aan te merken valt.
23u. Het Paleis. Nieuw dit jaar op Eurosonic: Het Paleis, een zaal waarin het Revelland-project een ‘multisensorische beleving’ wil voorzien door alle zintuigen te bespelen. Krijgen we dus terwijl het Tsjechische broerduo Bratři zijn bliepende elektronica brengt: een vloer die de trillingen versterkt, projecties op het scherm achter hen, een dame die van rechts vooraan geuren over het publiek jaagt, en, jawel, ook kleine hapjes die niet mis smaken. Oh, en er is ook nog een verlichte bloempot centraal op het podium.
Doet dat allemaal iets aan de ervaring? Goh. Sfeervolle, nooit echt zwaar pompende elektronica blijft ook met extra trillingen, geur en smaak gewoon wat het is: sfeervolle, nooit echt zwaar pompende elektronica. Niets mis mee, maar je vraagt je af waar de inspanningen voor nodig waren, en of die echt zorgen voor “een meer duurzame, diverse en inclusieve muzieksector”, zoals het mission statement van dit project luidt. We zijn niet vies van een experiment, men doet maar, maar het was ook maar dat.
23.30u. Mutua Fides. De niet-Belgen-regel was vandaag nog niet gebroken, dus wij dan maar haar het donkere, vochtige schimmelhol aan de grote markt – de ideale plek om een act als Doodseskader te programmeren. Want net zoals de geur in de gangen van de Mutua Fides is de sound van dit duo intens, agressief en smerig. Meer dan een basgitaar, een drumkit en een laptop vol effecten en samples hebben Siegried Borroughs en Tim De Gieter niet nodig om met hun mix van hiphop, noise en sludgemetal maximale schade aan te richten.
De nummers uit Year Two – een duidelijke sprong voorwaarts in het oeuvre van het duo – staan als een huis: hoe straf komt “Pastel Prison” niet binnen, en wat voor een inktzwarte trip “I Ask With My Mouth, I Take With My Fist” niet? En dan hebben we het nog niet over die waanzinnige trippy visuals die op groot scherm de Mutua Fides doen trippen. Afsluitend nummer “People Have Poisoned My Mind To A Point Where I Can No Longer Function” is een ziedende, pikzwarte coda van een viscerale show en een intense fysieke ervaring. Daar zijn we even niet goed van …
00.10u. Vera. “Fontaines D.C. is fan”; dat verkoopargument moet de Ieren van Cardinals aan de man brengen. En nog voor frontman Euan Manning één noot heeft gezongen, snap je het al: die gasten herkenden gewoon hun eigen baslijn in opener “Twist And Turn”. Spoiler-alert: het is niet genoeg. In die opener lukt het nog wel, maar verder krijgt dit optreden op geen enkel moment momentum, hoe hard Finn Manning met zeldzaam geziene passie op tamboerijn tekeergaat als hij niet met zijn accordeon bezig is.
Het is nochtans die typische Ierse trekzak met knoppen die Cardinals zijn eigenheid geeft, nooit weten gitaristen Manning en Oskar Gudinovic iets opmerkelijks uit hun instrumenten te halen. En als Cardinals met downtemponummers uitpakt, zakt dit optreden dramatisch in. Langzaam overstijgt het receptielawaai van op de achterste rijen de stiltes tussen de nummers, en je zie hoe die Dutch disease de muzikanten ontregelt. Deze groep is duidelijk nog niet klaar voor het grote werk.
00.10u. Huize Maas Main. Verkoopt Glints in het thuisland Roma’s in een vingerknip uit, vanavond kunnen we het vaak door lange wachtrijen geteisterde Huize Maas probleemloos binnenwandelen voor de show van de Antwerpse boezemvrienden Glintsal. Onze aanvankelijke angst ebt weg wanneer we zien dat de zaal wel degelijk lekker vol zit, maar er is zeker nog plaats genoeg om te dansen. Ideale omstandigheden dus om de toeschouwers uit Nederland en andere Europese landen te overtuigen van de kwaliteit en het succes die wij in Vlaanderen voor vanzelfsprekend zijn gaan houden. Maar het olijke duo – gehesen in hun matching turquoise tracksuits – zal er wel gedurende de hele set voor moeten wérken.
Faisal bestuurt de beats, terwijl Glints de hele tijd zal trekken en sleuren aan het publiek om het bij de les te houden en aan het dansen te krijgen. Bij minder vanzelfsprekende lovesongs als “All Blue Hair” gaat dat wat moeilijker dan bij de tot feesten uitnodigende drum’n’bass van “JFK”. Faisal komt van achter zijn decks om mee een rondje te hakken op het podium – in Nederland moet dat kunnen. De sfeer is jolig en beide heren ginnegappen heen en weer (Glints’ liefdesbetuiging aan Faisals adres als zijn “beste vriend” krijgt een droog “dat is sterk uitgedrukt. Ik ken deze man inderdaad” als antwoord.)
De temperatuur stijgt, maar het dak moet goed geïsoleerd zijn, want het gaat er op geen enkel moment écht af, en met slechts één EP van drieëntwintig minuten op de teller is het moeilijk om een set van veertig minuten te vullen. In de tweede helft schakelen ze een versnelling hoger, met meer nadruk op de spitante raps van Glints (Faisals “favoriete rapper, op vijftig andere rappers na!”) en vooral op hardere beats. “Smile” leunt op eurodance – altijd een goed idee op dit nachtelijke uur – en het gloednieuwe “Hustler” is een banger, waardoor op het eind de hele zaal toch nog apeshit gaat. Glintsal op Eurosonic was geen knock-out, maar toch: een overwinning op punten.
00.50u. DOT. Je moet het maar kunnen: drie recensenten die vol enthousiasme naar je show gaan kijken en gaandeweg stuk voor stuk afdruipen zonder er iets zinnigs over te kunnen of willen neerpennen. Proficiat, Cavolo Nero!
00.50u. H.N. Werkman Stadslyceum. Ging met vallen en opstaan van “neen” naar “welja!”: het Spaanse Heal dat in zijn geluid goeie herinneringen aan de jaren negentig van pakweg Veruca Salt – Die Afrekeninghitjes! Die heerlijke gitaartjes! – herbergt, maar qua songs aanvankelijk wankelend start. Tot zangeres Laia Vehi er eentje aankondigt van hun te verschijnen tweede plaat, en je hoort hoe die veel sterker is dan wat voorafging, hoe de gitaren zelfvertrouwen krijgen, en zij eindelijk gepassioneerd zingt. Dat belooft veel goeds, net als “Closer”, dat als laatste nummer wordt aangekondigd, tot de groep er uit pure zottigheid nog eentje bij doet. Slecht idee? Op het ritme van de computer dreigt alles even de Hollandse mist in te gaan, tot de bandleden dan toch alles op de rails krijgen en een jagend slot naar een eindpunt spurt. Het is minder song dan exorcisme, maar het past wel bij dit ongedwongen, maar interessante viertal.
01.10u. All Round Poolcenter. We hebben stiekem wat medelijden met het Iberisch schiereiland. Elke Spaanse of Portugese act die jaar na jaar op Eurosonic aantreedt, moét en zàl flamenco, fado of Ibiza-techno uitdragen. Raar soort cultuurnationalisme, maar wij zitten er voor niks tussen. Maar blijkbaar is er dit jaar toch een stiekemerd geweest die de naam TRAVO op de lijst heeft gesmokkeld. Eindelijk een stevige gitaarband uit Portugal, en dan nog een van de psychedelische stonersoort. Portugal heeft daar wel zo’n scene rondlopen hoor (denk maar aan het geweldige Black Bombaim), maar TRAVO vist wel zéér nadrukkelijk in de Slift-vijver. Niet dat dat een doodzonde is, maar een originaliteitsprijs zullen ze er niet voor krijgen. Maar hey, op dit uur in een gitaararme festivalweek zijn we méér dan blij met deze lekker vette lappen gitaargeweld, gemarineerd in elfendertig reverb-effecten, wah wah-pedalen en lekker lange jamsessies. Vier nummers op veertig minuten, stuk voor stuk geschreven om groep en publiek de stratosfeer in te schieten. En of dat werkt, getuige de gehypnotiseerde (of eerder, wazige) blik van het aanwezige publiek. Missie geslaagd! Denken we toch.
01.30u. Huize Maas Main. David Lynch is dan wel dood, maar koortsdromen blijven bestaan. Hoe verklaar je anders de Fransman Joube die ons op het eind van de avond tot dansen wil verleiden door de beats uit zijn – wij verzinnen niets – fiets te toveren? Het is wel degelijk een écht werkende fiets, verzekert hij ons, maar hoe dat dan comfortabel fietst met die knoppen op zijn zadel waaruit gesampled koeiengeloei komt, is ons niet meteen duidelijk, en we gaan het hem niet vragen.
Synths op het stuur, een elastieken bas naast de buis … Het is laat, de mensen hebben zin om te dansen en verdragen dus ook deze gimmick, maar het is ook niet meer dan dat, en boeien tot het einde doet het niet – tot hij natuurlijk weer viool gaat spelen op zijn spaken.
We eindigen off-circuit in de doolhof die De Drie Gezusters aan de Grote Markt is. Ergens tussen karaokekamertjes, valse kasseigang op één hoog, trapje op, trapje af, belanden we bij het Zwarte Ruiterpodium = Sniesterpodium, naar het Haagse festival. En wie vinden we daar? Toch wel niet de Nijmeegse hooligans van Kaboutertje Putlucht, onze vrienden van op Left Of The Dial? Jaaaha!
De wereld is meteen een betere plek, terwijl dit Goldband from hell – neen wacht, die kutband is al des duivels, laat ons zeggen “van nog een paar hellekringen lager” – tekeergaat. Van de gabberbeats van “Henny Roast” gaat het naar de donkere electrowave van “Oma” (“Haar tomatensoep was rood”, jongens), waarop onze favoriete bierbuik Barry: “tot zover mijn emotionele kant. Het volgende nummer gaat over zuipen”. Ok dan, Barry. Pintjes voor ons ook.
Waarop wij in polonaise de nacht intrekken – u had ons moeten zien. Tot morgen? Tot morgen!



