De ovenhapjes zijn uit de rekken, de kroketten verteerd, de kinderen opnieuw naar school. Het is, kortom, uit met de pret. Of niet? Met Eurosonic, dat festival in het Hoge Nederlandse Noorden, begint het nieuwe muziekjaar immers pas echt. Honderden bandjes presenteerden zich er op zoek naar succes, geld, en, euh, succes. Want iedereen weet dat je het pas gemaakt hebt als je naam in Café Knarie over de tongen van boekers en programmatoren rolt.
Woensdag 15 januari
In de spirit van “Fear and Loathing in Groningen” smijt uw enola-team zich zoals elk jaar Hunter S. Thompson-gewijs met het hoofd naar voren in de overdosis aan muziek en nieuwe bandjes op Eurosonic. Op het einde zijn we helemaal gaar en roepen we helemaal dolgedraaid “Bands! Bands!” terwijl we zwaaien met onze vliegenmepper. Dat alles op deze openingsdag zich in het grote Oosterpoort-complex afspeelt, is handig: korte looplijnen zorgen voor weinig gemiste acts, maar het mist toch het je-ne-sais-quoi dat de Groningse binnenstad levert. Dat zal dan voor donderdag zijn, want here we are now: entertain us.
19.10u. Kunstpunt. Nog voor het festival goed en wel begonnen is, kun je op de trein naar Groningen al een wedstrijdje bands spotten houden – te herkennen aan hun lelijke mullets, met nét iets te vroege blikjes bier in de hand, bezetten ze met hun instrumentenkoffers alle bagagerekken en gangpaden. Stapten samen met ons uit: Search Results, een bende aandoenlijke piepkuikens uit Ierland, met veel goesting om te spelen. Hun boenketek-rammelrock hebben ze afgekeken van Parquet Cours en The Velvet Underground, het grappende plezier is dat van Jonathan Richman en zijn Modern Lovers, en titels als “Big Big Chicken On A Hot Night” doen vermoeden dat we het vooral allemaal niet té serieus moeten nemen.
Dat doet de band ook niet: het drietal saboteert elkaar elke keer als er een nieuw nummer ingezet moet worden, als was dit een dronken avond in hun repetitiekot. Zo klinkt het gelukkig niet, want in al hun onnozelheid kunnen deze jongens wél een flink stukje spelen – vooral de drums van Jack Condon zijn retestrak. Zingen mag dan niet per se hun sterkste punt zijn (zeker de lijzige zang van gitarist Fionn Brennan wordt op den duur een beetje vervelend), de liedjes zijn zo leuk dat we dat met plezier door de vingers zien. Prima opener!
19.20u. Kleine Zaal. Het zit de Italianen van Bassolino niet mee vanavond. De dichte mist die Nederland vandaag omhult, gooit het hele vliegverkeer in de war en zorgt ervoor dat de groep veel te laat arriveert op het festival en de soundcheck hopeloos uitloopt, wat hen op het einde van de set dwingt om het op een hollen te zetten om de hun toegemeten tijd toch optimaal te benutten. We zetten ons dus in afwachting neer op de zachte groene zeteltjes van het amfitheater dat de Kleine Zaal is. En kijk, daar kringelt toch een kwikzilveren funklijntje op uit de gitaar, de lichten dimmen en we zijn begonnen.
Bassolino zelf is de man achter de piano, links in een hoekje – en hij heeft nog een drummer, toetsenist, bassist en zangeres bij die tegelijk (staande achter een tafel op plateauzolen die zo dik zijn als de hoopjes krasbiljetten ten huize Reynders) ook de effectenbak bestiert. Deze bende maakt muziek van het jazzfusion-soort, waarbij de bandleider uitlegt dat ze een deel van de mistige atmosfeer die hen ophield willen overdragen op het publiek. Dat is jammer genoeg niet wat dit optreden nodig heeft.
Album Città Futura klinkt immers veel potiger en swingender dan wat we vanavond van deze grotendeels statische band te horen krijgen. Helaas, pizza met kaas: het gaat te vaak van meer swingende stukken naar érg gezapig, en de suggestie dat in gindse hoek een cocktailbar te vinden is, is nooit ver weg. Het concept van deze band uit het multiculturele Napels is om soundtracks bij seventiesfilms van Morricone en anderen te maken, maar bij momenten vergleed het haast naar achtergrondmuziek bij een erotische film, wat zonder de bijbehorende beelden ook maar wat slap gelul is. Afsluiter “E Parole” (“which means ‘words’”, dankjewel) borrelt langzaam op om uiteindelijk toch open te bloeien tot een funky discostamper. We zien hier een glimp van wat Bassolino vanavond had kunnen bieden, maar het is – mede gehinderd door de omstandigheden – allemaal too little, too late.
20u. Bovenzaal. “Ik ben een tijdje dakloos geweest toen ik na mijn coming-out aan mijn geliefden uit Bristol verhuisde”, vertelt Jasmine.4.T vooraleer ze met “You Are The Morning” een country-achtige ballad inzet. Yup, die T staat daar met een reden. Dit is er eentje met een verhaal, over hoe de queercommunity van Manchester de jonge transvrouw omarmde, hielp om eindelijk zichzelf te vinden. Live vertaalt het zich in charmant-naïeve songs waar een hart in klopt. “Breaking In Reverse” toont zich zo als Moldy Peaches met een open zenuw, in “Guy Fawkes Tesco Dissociation” rammelt het prettig als de los uit de pols-indie van The Bug Club.
Met grote ogen, alsof ze het zelf nog altijd niet kan geloven, vertelt ze hoe het rudimentaire “Skin On Skin” door Lucy Dacus van Boygenius werd geproducet, en ze nu mee mag door de VS als haar voorprogramma. “Woman” valt dan weer nét iets te kaal en traag uit, maar dan is er alweer “Did You Know?”, dat aangenaam rockend de boel sluit. Kan het iets worden? Binnenkort komt debuut You Are The Morning uit, op het label van Phoebe Bridgers, en begint het voor Jasmine.4.T pas echt.
20u. Marathonzaal. Niamh Bury moet even iets rechtzetten. Wij arme niet-Ieren hebben namelijk geen flauw benul wat we met haar voornaam aan moeten, en doen het dus allemaal verkeerd. Ze stelt zich dan ook tot drie keer toe voor, zodat we het zeker nooit meer vergeten: “Niiiev, that’s how you pronounce it”. Genoteerd. Ook haar ietwat pastorale folksongs zijn rasecht Iers, met in haar stem die ontroerende buiging die je buiten het groene eiland zelden tegenkomt, maar ze missen het ruwe randje dat een folksong echt pakkend maakt. De beschaafde piano en ingehouden cello die haar nummers inkleuren, zijn te braaf en te netjes, en je vraagt je af hoe dit in een uitgekledere versie zou klinken. Met zo’n stem heb je immers geen tierlantijntjes nodig – hopelijk heeft Bury dat zelf ook snel door.
20.40u. Kelder. In 2022 waren Coline & Toitoine nog Brusselaars van dienst in Humo’s Rock Rally, vandaag hebben ze een band rond zich verzameld, heten ze Colt, en pakken ze Eurosonic in met een overrompelend optreden. Sinds het duo zich exclusief op het Frans richt, klopt de mix van Coline Debrys dramatische zang en de synthmelodieën uit Antoine Jorissens toetsen gewoon beter. Je hoort het aan het dansende “Scooter” en aan het bombastische “Lâchez-moi”, waar hij helaas een spuuglelijke loeigitaar onder legt.
Is dit typische Franse popmuziek? Zozeer, dat zelfs Angèle misschien al eens denkt “nou, dit is wel héél erg Franse popmuziek”. Maar het werkt. Omdat Debry zo’n geweldige frontvrouw is die er op dat kleine podium vol voor gaat, een stem heeft waarmee ze zoveel pathos kan dragen. Luister maar naar het dramatische “Saveur coeur abimé”; een nummer over de relatie met haar moeder, of het ingetogen “La salle aux lumières”, waarin ze het over haar coming-out heeft. Wanneer met de pittige dubbelslag “Chaos”/”Insomnies” de eindspurt is bereikt, is het al lang game, set and match. In Frankrijk is de groep al een sensatie, afgaand op deze passage op Eurosonic is de groeimarge onbeperkt. Colt speelde in deze kelder nu al het stadionconcert van hun dromen.
20.40u. Kleine Zaal. “We are from France, and we are here to make you dance”, zo begint pianist-bandleider Gauthier Toux van Photons. Ze komen uit Parijs, zijn net ingevlogen uit New York en spelen vanavond ten dans in de Kleine Zaal. Ze nemen hun tijd om dat waar te maken, want hun songs – die opgebouwd worden aan de hand van analoge drums, bas, gitaar en synth – krijgen de tijd om rustig te groeien, met lekker slepende baspartijen en trancy pianoriedels. Ook de heren van Photons zijn door het uitlopen van Bassolino te laat kunnen beginnen aan hun set en hebben bijgevolg niet alle technische mankementen kunnen uitsluiten. Toux zal de hele tijd vanachter zijn klavier blijven communiceren met de stagehands om alles goed te krijgen.
Net als bij echte fotonen beweegt ook hier de muziek in golven: we gaan op deze veertig minuten tijd van meer trance-achtige stukken over acid tot schurende Stuff.-elektronica. Het toont de klasse en de veelzijdigheid van de band, maar wat écht ontbreekt om ons aan het dansen te krijgen, is die ene laatste punch, de poeier om écht door te drukken. Stop hier een dikke break in en laat die drummer op volle kracht beuken zoals hij dat tijdens de soundcheck deed, en de zaal zou ook effectief aan het dansen geraakt zijn.
22u. Kunstpunt. Gaat het wel goed met Elias Rønnenfelt? Zoals de Iceage-frontman bij momenten over het podium struikelt, het publiek haast negerend, krijg je bij momenten sterke Pete Doherty-vibes, en dan niet uit de periode dat hij aan kaas verslaafd was. Al zou het net zo goed een act kunnen zijn, met dat lintje om zijn bovenarm en de poète maudit-blikken die hij het publiek vanonder zijn haar toewerpt, want hoe kwetsbaar ook, muzikaal is dit stukken strakker dan het dronken gerommel dat Iceage bij momenten live produceerde.
Rønnenfelt trekt meer dan ooit de countrykaart, met “Like Lovers Do” als vrolijk (jawel!) hobbelend hoogtepunt. Zeker als het nog wat rauwer klinkt, zoals in “Not Worthy” (van zijn vroegere project Marching Church), hoor je zijn onmiskenbare talent, maar Rønnenfelt heeft de neiging zijn nummers ook elke keer weer onderuit te halen met té slepend, te hermetisch geneuzel, waardoor hij de zaal langzaamaan leegspeelt. Met drinkliedje “Another Round” raapt hij zichzelf uiteindelijk weer bij elkaar, maar of dat genoeg is om alsnog te overtuigen? Twijfelachtig.
22u. Kleine Zaal. Omdat zijn echte naam weinig showbizzgehalte heeft, gaat de Rotterdammer Niels Nieuborg op het podium door het leven als Arp Frique. Het wat, hoe en waarom is ons bijster, maar dat er een link is met funk, soul, jazz, gospel en afrobeat, lijkt enigszins aannemelijk. Arp gaat al een hele tijd mee (een oudgediende laat weten dat het intussen zijn vierde Eurosonic is), maar deze incarnatie met begeleidingskoor The Perpetual Singers is nieuw. Het blijkt een meesterlijke zet, want deze vijf gospelzangers gaan met hun stemmen, présence en flashy glitteroutfits verreweg met de meeste aandacht lopen. Logisch natuurlijk: met hun aanstekelijk enthousiasme en straffe samenzang waan je je zo op een zondagse misviering in The Bronx. De hele act zit duidelijk allemaal zeer goed uitgekiend in elkaar. Dat komt ergens nét iets te gelikt over, maar met de strak gearrangeerde p-funk en een uitstekende begeleidingsband – extra kudos voor de geweldige bassiste die duidelijk eens een vaderschapstest aan Bootsie Collins moet vragen – hebben ze een feestje omhanden, en daarmee een openlijke sollicitatie voor de zomerfestivals. Die knipoog naar Stevie Wonders “Living For The City” nemen we er ook héél graag bij.
22.40u. Binnenzaal. Tussen alle aanmodderende bandjes met songs die naam nauwelijks waardig, bots je af en toe op iets dat zó af is, zo klaar voor de festivals, dat Eurosonic al een gepasseerd station lijkt. Fay Wildhagen mag nu nog weggestopt staan in een moeilijk vindbaar zaaltje van de Oosterpoort, haar weidse popsongs zijn gemaakt op maat van een Werchterpodium – en dan liefst meteen de Main Stage. Alles wat deze Noorse brengt is warm, groots en meeklapbaar, “ohmygod” is zelfs op het randje van te bombastisch, maar het werkt ongelooflijk goed. Hier staat een zangeres vol zelfvertrouwen, die je in het gloeiende “Awake” moeiteloos bij de lurven grijpt met haar ietwat rauwe stem, al maakt haar gitaarspel minstens evenveel indruk. De saxofoon die elk nummer van een laagje warmte voorziet, roept onvermijdelijk gedachten op aan The War On Drugs, mochten die in een héél commerciële bui zijn, en ook Bon Iver is nooit ver weg, maar toch is wat Wildhagen doet volledig haar eigen ding.
“Goosebumps!”, roept iemand in de zaal haar toe, en haar poging om dat in het Nederlands te zeggen, is al even kansloos als het struikelende Engels dat ze bovenhaalt na “Coming Home” – “it’s been a long time since I’ve spoken English” – maar innemend is het wél. De verhaaltjes over mislukte liefdesverklaringen die ze tussendoor vertelt, haar tochtjes door het publiek, het voelt nergens bestudeerd aan. What you see is what you get – in dit geval: een moeilijk te overtreffen hoogtepuntje op deze eerste dag.
23.05u. Bovenzaal. In de voorbereiding klonk dat “Sleeping With Ghosts” van Cliffords intrigerend, maar ook potentieel wat al te plat. Toch maar besloten het laatste kwartier mee te pikken van dit Ierse viertal, en holy shot nog aan toe, wat kregen we spijt dat we hier niet van bij het begin stonden. In nauwelijks drie nummers toont Iona Lynch zich als een straffe frontvrouw met het soort stem waar het predicaat ‘klok van’ voor hoort.
De songs, vraagt u? “Feels Like A Man” is het nummer dat Divorce nu al jaren tevergeefs probeert te schrijven; een dot van een countryplakker met mooie trompet van bassist Gavin Dawkins. De manier waarop Lynch het nummer opentrekt met dat smachtende “you know that you make me feel like a maaaaan” zorgt voor kippenvel, trekt het soul-terrein op. En ja, in deze context werken die euforische “Here we goooo’s” van dat “Sleeping With Ghosts” helemaal. Halen wij Cliffords ooit nog eens in? Reken maar van yes.
23.20u. Kunstpunt. Kleine ontgoocheling daarna: het Franse Gwendoline, dat voor alle duidelijkheid uit vier mannen bestaat. Klonk het bij de voorbereiding nog interessant, met veel drumcomputer, dalende baslijnen, en echo’s van postpunkende landgenoten Structures, dan passeert dat hier allemaal wel heel erg monotoon. Veertig jaar na datum heeft Frankrijk eindelijk de new wave ontdekt, maar het weet duidelijk niet zo goed wat het daarmee moet. Zelden zagen we een band onwenniger over het podium schuifelen, tot we er zelf ongemakkelijk van werden. En hoe hard frontmannen ook wisselen tussen teksten uitspuwen en opnieuw achter hun toetsen plaatsnemen; het mist allemaal bravoure en energie.
Conclusie van ons, van hen: “La vie, c’est dur, putain.”
23.20u. Kleine Zaal. Er gaan al veel artiesten hun best moeten doen om ons deze drie dagen meer te overtuigen van hun star quality dan Antony Szmierek. De jonge Brit voert ons terug naar de hoogtijdagen van Mike Skinner en The Streets: luister naar “The Great Pyramid of Stockport” en probeer maar eens niet te denken aan “Weak Become Heroes”, maar hem zomaar wegzetten als een epigoon of een kloon, is deze jongeman grote oneer aandoen.
Szmierek is immers ook honderd procent zichzelf: iemand met een grote voorliefde voor het woord en de kracht om deze te gebruiken om een positieve vibe over te brengen – makkelijk cynisme heeft hier geen plaats en dat maakt hem al tot een waardevol entertainer, met de looks van een typetje van Titus De Voogdt. Begonnen als leraar Engels schreef deze Mancunian eerst romans en bracht hij gedichten op het podium om zodoende te vervellen tot een muzikale carrière. Bij Szmierek komen de woorden altijd op de eerste plaats, ondersteund door sfeervolle housebeats die nergens opdringerig klinken, maar wel doordrenkt zijn van nostalgie naar de dagen van de UK garage en aanverwante genres. In een betere wereld dan deze zou “Rafters” een nog grotere hit zijn.
Zelfzeker declameert deze Engelsman (gekleed in een voetbalshirt, zoals Engelsmannen doen) zijn teksten en bindteksten, en hij verpakt ze in een dikke laag swag van een hoog schap (“this next one is a real groover,” zegt hij in dat vuistdikke noord-Engelse accent). Ondanks dat er niet zo gek veel gebeurt op het podium weet het geheel moeiteloos te boeien door volop verbinding te maken met het publiek: Szmierek gooit hartjes, maakt mopjes (“op de gitaar: mijn broer! Want komende uit Manchester moet je een broer in je band hebben”) en is overal op het podium terug te vinden. Het zelfvertrouwen en de positiviteit die hij wil prediken, druipen eraf, ook wanneer de band de nieuwe single “Yoga Teacher” voor de eerste keer live brengt en tot een funky goed einde brengt.
Erkenningen door BBC 6, een optreden bij Jools Holland en nu een ondubbelzinnig positieve recensie op enola.be: het gaat hárd voor Antony Szmierek.
00.00u. Bovenzaal. Het Italiaanse antwoord op Tame Impala komt uit Veneto, en luistert naar de naam Post Nebbia. Deze band rond zanger/gitarist/songschrijver Carlo Corbellini beloofde ons op plaat in reverb, effecten en dikke baslijnen gedrenkte indiepop met zwevende Italiaanse vocalen. En we kregen dat gelukkig ook: deze vier kerels kunnen duidelijk een flink pak spelen en kunnen zonder veel moeite knap gearrangeerde nummers neerpennen. Muzikaal valt er dus weinig echt aan te merken op deze lekker aanstekelijke psych. Maar het oog wil ook eens wat, en daar vallen deze – toch niet onknappe – Giovanni’s wel flink door de mand. Ze zijn allemaal zo heel erg druk bezig met hun instrumenten, effectenpedalen en -knoppen dat ze kennelijk nauwelijks doorhebben dat er een publiek voor hun neus staat dat aanvankelijk veel zin heeft om er een tof feestje van te maken. Maar nul interactie en een kabbelende set zorgt voor een razendsnel leeglopende zaal. En dat is enorm spijtig, want van de sterktes die Post Nebbia op hun (intussen al vier) platen laat horen is hier weinig tot niets aanwezig. Zelfs het enige droge grapje dat er tussen twee nummers af kan (“all our songs are about skiing”, wat met een album als Pista Nera nog niet gelogen is) valt op een koude steen. Wat een gemiste kans. È un vero peccato, ragazze.
00.40u Kleine Zaal. Ja, wij hanteren op Eurosonic nog altijd een “Geen Belgen”-regel, ja, wij breken die nog altijd elk jaar wanneer wij daar goesting in hebben. Hebben wij goesting in Sylvie Kreusch? Toch wel een beetje, want de show van deze diva kennende moet dat hier nog geen beetje een triomf worden. Wij zijn niet patriottisch, maar als we een overwinning kunnen meepikken, gaan we het niet laten.
Het werd een gelijkspelletje.
Ziet u: die grootse aanpak van La Kreusch, die botst met deze ietwat beperkte zaal waar je met je neus op de feiten staat. Pakte de zangeres afgelopen zomer nog Pukkelpop in, dan zie je hier van de eerste rij hoe ze het publiek geen blik waardig gunt, ofwel strak voor zich uitkijkt, de coulissen in, terwijl ze vinnig van links naar rechts banjert, ofwel richting haar band. Het zorgt voor afstand, alsof wij hier allemaal niets mee te maken hebben. En dat is jammer, want Kreusch verkoopt haar muziek goed, en zowel opener “Ding Dong”, hitje “Walk Walk” als het afsluitende “Comic Trip” klonken in handen van haar band opnieuw erg aanstekelijk. Steek volgende keer de hand uit, Sylvie, zodat we je kunnen omarmen.
01.20u. Marathonzaal. Vettig bandje om mee af te sluiten? Volgaarne! Het olijke duo Getdown Services past met zijn Yard Act-meets-Sleaford Mods-set natuurlijk veel beter in bijvoorbeeld de kelder van de Vera, maar ook in de Oosterpoort ontstaat eindelijk de eerste noemenswaardige moshpit van de dag – al zou het ook gewoon vechten voor een plekje kunnen zijn, want er is véél volk dat deze bescheiden hype van dichtbij wil zien. Volk dat bovendien maar beter zijn bek houdt en danst. “Are you in the music industry? You tend to chat a lot, get out”, klinkt het, en dat is op deze uit de kluiten gewassen netwerkborrel allesbehalve gelogen.
“I’ve got views and I choose to share them”, spelt “I’ve Got Views”, en precies dat doen Josh Law en Ben Sadler veertig minuten lang, net als bij Sleaford Mods geruggensteund door een laptop die al het werk mag doen. Law heeft meningen over huisbazen (“Biscuit Tin”), maar net zo goed over de fifteen minute meals van Jamie Oliver (“Get Back Jamie”), en debiteert die met niet-aflatende energie over ietwat melige discobeats en gitaarriedeltjes, uiteráárd zonder T-shirt. Het is niks nieuws, maar Getdown Services smijt zich zo hard dat er niets anders op zit dan mee te gaan in hun madness – veel zweet en blauwe plekken inbegrepen.