De voortekenen waren niet goed. Zat er eigenlijk nog iemand écht te wachten op een nieuw album van de Wu-Tang Clan? Hun beste werk ligt ondertussen al bijna dertig jaar achter ons. Maar kijk, de wonderen zijn de wereld nog niet uit: Black Samson: The Bastard Swordsman mag dan wel niet feilloos zijn, het is wel een goed album.
Het moeten opnemen tegen je eigen legacy is natuurlijk altijd een spijtige zaak, zeker wanneer die nalatenschap legendarische vormen heeft aangenomen. Tussen 1993 en 1997 verzette de Wu-Tang Clan de bakens van de rapgame en vechten tegen Enter The Wu-Tang 36 Chambers is als vechten tegen de bierkaai. Je zou al haast zo begaaid moeten zijn als ODB om het aan te durven en tot een goed einde te brengen.
Daar komt nog eens bij dat de output van de laatste twintig jaar varieerde van aanvaardbaar (hoewel, zoek maar eens iemand die voor zijn plezier nog naar The W luistert) tot ronduit oninteressant (The Saga Continues uit 2017). Nog erger werd het bij Once Upon a Time in Shaolin, dat in 2015 uitkwam en waarvan slechts één exemplaar werd geperst. Niemand mocht het horen, behalve de koper. Het was niet hun schuld, maar het deed de Clan geen deugd dat Martin Shkreli (een eersteklas asshole, een boekhoudertype die de prijs van een levensbelangrijk aidsmedicijn met 5000% opdreef) het album kocht. De basisfilosofie van de Clan was altijd al geweest om geld te verdienen, maar je voelde aan alles dat er nu een grens was overschreden en het krediet was opgebruikt. Bovendien rolden de clanleden over elkaar heen om hun ongenoegen te uiten over de werkwijze van producers RZA en Cilvaringz (die de leden zogezegd nooit op de hoogte hadden gebracht van hun verkoopplan). Vieze zaakjes dus en vooral jammer.
De Wu is zich dus bewust van hun houdbaarheidsdatum en alvorens niemand nog geïnteresseerd is, gaan ze een laatste keer cashen aan de hand van een afscheidstournee en bijhorend album. Net als bij The Saga Continues zit ook nu weer niet RZA achter de knoppen, maar wel Mathematics, de oorspronkelijke dj van de groep en ontwerper van het vleermuislogo. Je kan dat jammer vinden, maar het moet gezegd: hij heeft de Wu-Tang nalatenschap eer aangedaan: de hoes ademt de sfeer van seventies blaxploitation/kungufilms zoals RZA en GZA ze bekeken in de groezelige achterafzaaltjes met plakkerige vloeren op 42nd Street. Met heel veel respect voor de Wu-Tangsound serveert Mathematics twaalf klassieke sneden hiphopbrood, gesneden voor de rappers om te beleggen. Er wordt gesampled uit oude soulplaten én uit nummers van verschillende soloalbums van de clanleden. Nostalgie is een lucratieve markt, maar als het goed gedaan is, kan je er ver mee komen. Wanneer “Dolemite” drijft op vettige gitaren en lekkere blazers hoor je ons in elk geval niet klagen. Wij proberen immers nog steeds die vieze smaak uit onze mond te spoelen na het schabouwelijke Missionary van Dr. Dre en Snoop. Alles wat zij fout deden, doet de Clan hier juist en dat doet deugd. Veel deugd.
Zo is “Mandingo” een klassieke boombap possecut vol vaart waarin Wu-Tangs beste lyricists de handschoenen mogen opnemen: Inspectah Deck spuugt in ons eten, en terwijl de kunfgusamples om je oren vliegen claimen Raekwon en Method Man het recht op hun kunst terug na de vele jaren misbeheer (“Suckers try to knock me out the box, like Skelly / Once upon a time, this is not like Shkreli”). Ook elders zijn de zwaarden scherp geslepen: vijanden krijgen de vinger in “Roar of a Lion (The Lion’s Pit)” en op “Executioners From Shaolin” maken GZA en Cappadonna ons wel heel duidelijk dat er met hen nog steeds niet te fucken valt: “Talk it, put the hammer on your teeth / Pitbulls eating your balls, you little thief / Can’t fuck around, n****s’ll get slumped / Throw you off the roof, hit your dog with the pump”. Toen ze ons in 1993 waarschuwden om onze nek te beschermen, was dat geen loze praat.
Dit alles betekent niet dat alles even sterk is: “Claudine” is ongeveer even boeiend als de gemiddelde Teams-vergadering – na een halve minuut is onze aandacht wég. Afsluiter “Charleston Blue, Legend of A Fighter” twijfelt tussen soul en dancehall, maar kiest sowieso verkeerd. Blijft ook onder de maat: “Cleopatra Jones”, waarin Masta Killa en Raekwon beiden hun liefde betuigen voor een dame met dezelfde naam. De Wu is nu eenmaal altijd beter geweest in agressie dan in weemoed (op “Tearz” en “Can It All Be So Simple” na dan).
Black Samson is de beste Wu-Tangplaat in lánge tijd. Er zijn uiteraard minpunten: niet alles klinkt even geïnspireerd of dwingend als vroeger, en hoewel de gaststemmen het er niet slecht vanaf brengen, blijft het een vreemde keuze om er zoveel te betrekken bij het afscheid van een groep die bestond bij de gratie van enkele van de beste rappers van hun generatie. De Wu is altijd al een los-vast collectief geweest (ten tijde van het debuut was het zelfs niet helemaal vastgelegd wie er nu juist in die groep zat) maar is negen rappers nog niet genoeg? Dat GZA, U-God en RZA maar zo weinig ruimte krijgen, daar gaan we toch over moeten zeuren wanneer u ons ‘s avonds laat aan de toog van café Den Dorpel aantreft. Maar al bij al zijn dit veertig lekkere minuten van klassieke boom bap: een stijlvolle exit voor the Wu-Tang.