In de jaren zestig van de vorige eeuw was Ken Loach een van de vaandeldragers van de New British Cinema, een groep jonge cineasten die films draaiden met een sociaalkritische blik, gevat in een heel directe, vaak ruwe stijl. Er waren beroemde vroege titels als Saturday Night and Sunday Morning, Look Back in Anger of This Sporting Life, Loach zelf droeg daartoe bij met onder andere Poor Cow en zijn doorbraakfilm Kes, over de vriendschap tussen een jongen uit een achtergestelde arbeiderswijk en een valk.
Vanaf de jaren negentientachtig kende Loach een vitale tweede carrière met gerespecteerde films zoals Raining Stones, Land and Freedom of The Navigators. Sinds anderhalf decennium begint het er echter toch wat op te lijken dat hij als filmmaker een beetje vastgeroest geraakt. Een titel als I, Daniel Blake bijvoorbeeld, recycleerde vooral eerdere thematiek en ook vormelijk is het allemaal meer van hetzelfde. Je kan uiteraard niet verwachten dat een cineast zichzelf eindeloos blijft heruitvinden, maar de late cinema van de Brit voelde zo langzamerhand toch wat gemakzuchtig aan: behalve maatschappijkritiek viel er niet echt veel opwindends meer te rapen. Het (sociale) hart op de juiste plaats hebben is immers echt niet genoeg om ook noodzakelijkerwijs goede cinema op te leveren.
Toch is de blik van Loach als scenarist en filmmaker ook wel wat breder geworden in de afgelopen decennia en koppelt hij nu bespiegelingen over de staat van het leven in Groot-Brittanië en de nog steeds voelbare gevolgen van het rampzalige Thatcher-tijdperk, aan de moderne realiteit van een geglobaliseerde wereld die getekend wordt door nieuwe problemen zoals de aanslepende vluchtelingencrisissen. Dat is zeker het geval in The Old Oak waarin een dorpscafé centraal staat in een verlopen stadje in het noorden van Engeland. Het is een typisch plaatsje in de oude mijnwerkersstreken, zwaar getroffen door economische rampspoed en werkloosheid. Wanneer Syrische vluchtelingen onderdak vinden in een paar lokale woningen, vormt dat de spil van zowel voorzichtige vriendschappen die ontstaan tussen de plaatselijke bevolking en de nieuwkomers, als van uitbarstingen van haat en onverdraagzaamheid. In een wereld waarin niemand iets bezit, lijkt dat weinige dan ook nog delen met wie nog minder heeft, een absoluut ondenkbare zaak.
Vooral in het eerste deel van The Old Oak gaat er van de observerende toon een grote waarachtigheid uit. Het oogt allemaal banaal en minder gedurfd dan voorheen, maar Loach weet nog steeds hoe hij dit milieu raak kan schetsen en vermijdt daarbij om in simpele gemeenplaatsen te vervallen. Naarmate de film vordert, krijgen we helaas iets te veel monologen die dat alles ook nog eens duidelijk in woorden moeten omzetten: over het verleden van stakingen en honger, over de milities van Assad en over onderlinge solidariteit. Het is niet dat er geen vorm van inzicht en waarheid van uitgaat, het had alleen allemaal wat subtieler gekund, zowel vormelijk als inhoudelijk. Je kan Ken Loach daarbij niet kwalijk nemen dat hij een glimpje hoop wil bieden, maar de vaststelling blijft toch dat hij de donkere kijk op zijn thuisland een paar decennia geleden wist te verpakken in sterkere films.