Joe Speedboot, Caesarion, Dit zijn de namen en De heilige Rita: deze titels mogen dan wel hun auteur gemeenschappelijk hebben, inhoudelijk lopen ze sterk uiteen. Met Nirwana schreef Tommy Wieringa eens te meer een dijk van een roman, zijn voorgaande bestsellers waardig. Op de hem kenmerkende wijze combineert de schrijver eruditie, humor en stilistisch raffinement. Moet er nog een lans gebroken worden voor Wieringa als een der Nederlands’ grootste kunstenaars?
Niet toevallig was het filosoof Ignaas Devisch die met Tommy Wieringa mee aan tafel mocht bij de voorstelling van diens jongste boek in Gent. Dat heeft alles met het thema van Nirwana te maken. In 2021 schreef Devisch met Vuur. Een vergeten vraagstuk een boek over verbranding als fysische motor voor de vooruitgang die het Westen de voorbije decennia gebrandmerkt heeft. Ook Wieringa grijpt dit gegeven aan, zij het dat hij in de hoedanigheid van kunstenaar het idee van een nietsontziende en brutale kolonisering van de planeet verbindt aan de meedogenloze moordmachine van Hitlers SS-troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat lijkt misschien een bokkensprong, maar Wieringa vertrok vanuit waargebeurde feiten. Bij het horen van de naam Pieter Schelte Heerema gaan in België vermoedelijk nauwelijks bellen rinkelen, maar deze voormalig SS’er kon na de oorlog uitgroeien tot een van de meest prominente ondernemers van Nederland. Dat hij na de geallieerde overwinning de juridische dans ontsprong onder het voorwendsel goeds te hebben verricht tijdens de oorlogsjaren, slaat zoveel jaren na de feiten met verstomming. Wieringa zag er materiaal in voor een gefictionaliseerd portret, waar hij een familiebiografie bij bedacht die toelaat om zijn thema uit te diepen.
Dat Nirwana in essentie op feitelijke research gestoeld is, geeft Wieringa subtiel mee door zichzelf als karakter op te voeren, onder de vorm van een obsessief schrijver die in het NIOD onderzoek doet naar de donkere bladzijde van een familie die het in de offshore ver heeft geschopt. Wieringa wordt als personage echter slechts marginaal behandeld, want de protagonist is Hugo Adema, kleinzoon van de op Heerema gebaseerde Willem Adema. Hugo gaat als schilder door het leven, althans tot voor kort. Gelijktijdig met zijn jongere vriendin, heeft zijn creativiteit de benen genomen. Het toeval wil dat de opdringerige, pedante Wieringa hem op het spoor brengt van een nog onbekend deel van zijn eigen verleden, van waaruit de kleinzoon de oorlogsmisdaden van zijn grootvader binnen een artistiek discours verbindt met een ecologisch motief. Hoeveel verschil bestaat er immers tussen een moordende SS’er en een raskapitalist die, wars van alle wetenschappelijke waarschuwingen en socio-maatschappelijke spanningen, grondstoffen plundert en er vervolgens alles aan doet om zich met die winstgevende industrie grenzeloos te verrijken door belastingen te ontduiken en malafide politici te financieren?
Wieringa spreekt zich, in de hoedanigheid van Hugo, sterk uit tegen figuren als Thierry Baudet, in wiens nationalistisch, oerconservatief, radicaal-rechts en populistisch discours de schrijver een grote bedreiging ziet voor de democratische waarden. Dat het net industriëlen zijn die dergelijke complotdenkers financieren uit rancune jegens elke vorm van staatsinmenging, is zorgwekkend: vrijheid staat in de uitverkoop eenmaal dergelijke politici toegang krijgen tot riante middelen om hun ondermijnende theorieën massaal te verspreiden. Bij uitstek zijn het de kunsten die daartegen protest moeten aantekenen, zo blijkt uit Wieringa’s boek, waarin een schilder zich vanuit zijn artistieke roeping verplicht ziet om mensen te alarmeren omtrent hedendaagse kwatongen, die zich misschien al lang niet meer in een SS-uniform hullen, maar daarom niet minder beestachtig geworden zijn.
Veel meer dan in voorgaande boeken speelt de natuur en de natuurlijke orde der dringen een grote rol in Nirwana, want protagonist Hugo interesseert zich niet alleen voor het lot van de aardbol, maar ook voor Boeddhistische concepten zoals eenwording met de kosmos vanuit meditatie. Dit leidmotief neemt Wieringa mooi mee doorheen de roman, die aan het slot atypisch en bevreemdend alsnog in de plooi valt. Onderweg heeft Wieringa echter weer wonderlijk proza neergepend, narratief uitnodigend en nimmer overdadig eloquent, maar steeds weer getuigend van psychologisch vernuft, geloofwaardige zinnelijke escapades, en bovenal onweerstaanbare vertelkracht waarmee urgente thema’s zoals klimaat, democratie en rol die het verleden speelt in het heden romanesk worden verkend. Als dat geen definitie is van ware kunst, wat dan wel?