Toen het eerste album van De Killer in België bij Casterman verscheen anno 1998, veroorzaakte het een kleine aardverschuiving binnen het Franco-Belgische stripwereldje. Het nihilistische gedachtengoed van de stoïcijnse, naamloze huurmoordenaar leek in eerste instantie als een tang op een varken te slaan voor een strip op het einde van de ‘zonnige’ jaren negentig. De donderwolken die over het Westen waaiden na 9/11 bevestigden echter de vooruitziendheid van de makers Jacamon en Matz en maakten van De Killer een vaste waarde in het striplandschap van de eenentwintigste eeuw. Een waarde die al snel werd opgemerkt door David Fincher. In 2007 al verscheen het eerste bericht in Variety dat de Amerikaan interesse had in een filmadaptatie van de stripreeks. De initiële interesse groeide snel uit tot een professionele liefdesdans met scenarist Matz die uitmondde in een gemeenschappelijk stripproject. In 2013 brachten beiden De Zwarte Dahlia uit, een stripbewerking van de gelijknamige roman van James Ellroy, in de collectie Kaliber bij Casterman. Het werd stilaan duidelijk dat dit creatief aftasten van elkaars mogelijkheden wel moest eindigen met een verfilming van De Killer.
Het eerste halfuur van de film is een perfect huwelijk tussen de stijl van Fincher en de eigenaardigheden van Schot in het duister, de allereerste en meteen ook beste aflevering uit de stripserie. Een naamloze huurmoordenaar bespiedt vanuit een leegstaand appartement zijn toekomstige prooi in een tegenoverliggend hotel. De prooi is echter al vijf dagen te laat en dit zorgt ervoor dat onze killer niet alleen zijn tijd moet doden met yoga, maar ook verdwaalt in een filosofische stream of consciousness die zijn daden moet helpen rechtvaardigen. “Elke seconde worden er vier mensen geboren en sterft er een. Mijn werk zal niets veranderen aan die cijfers”, mijmert hij. Op visueel vlak vertaalt DOP Erik Messerschmidt het intrigerende spel met beeldkaders uit Schot in het duister naar een intensief gebruik van geometrische shots in de film. De raampartijen en de trappenhal van het leegstaande appartement, maar even goed een hondenluik knipogen naar de inventieve inzet van stripkaders van Luc Jacamon. Wanneer de opdracht uiteindelijk verkeerd afloopt en het duidelijk wordt dat iemand het op onze huurmoordenaar gemunt heeft, slaat de rolprent een richting in die het eerste, veelbelovende halfuur teniet doet. We krijgen een stilistisch knappe, maar weinig vernieuwende genreoefening te zien die eindigt in een anticlimax die deze keer ook echt aanvoelt als een anticlimax. De bijtende maatschappijkritiek en de uitstapjes naar het historische verleden van de mens als ultieme provocateur van geweld, basiselementen van de strips die ‘gefundenes fressen’ zouden moeten zijn voor iemand met Finchers reputatie zijn jammer genoeg nergens te bespeuren. Een ingreep van Netflix om de Amerikaanse regisseur in het gareel te houden? Het zou ons niet verwonderen aangezien de streamingdienst na 2020 besliste om al te gedurfde uitstapjes van cineasten toch enigszins te beperken.
The Killer is een beeldend knappe, maar tegelijk ook weinig bevredigende uitstap van David Fincher in het genre van de stripverfilmingen. Dat is bijzonder jammer, aangezien Fincher op papier echt wel de juiste man op de juiste plaats is voor dit type film. Zijn uitstekende verstandhouding met de auteurs deed ook vermoeden dat het een vrij getrouwe adaptatie zou worden, aangevuld met de specifieke ‘touch’ van de Amerikaanse vakman. Zelfs de heerlijk cynische muziek van The Smiths op de soundtrack kan in dit geval niet beletten dat we hier wellicht te maken hebben met een gemankeerd meesterwerk. Driewerf helaas.