Voor multi-instrumentalist Sufjan Stevens is ambitie nooit een vies woord geweest. Met negen studioalbums en verschillende samenwerkingen, EP’s en soundtracks staat de teller op een kleine twintig releases op vierentwintig jaar, zonder ooit aan kwaliteit ingeboet te hebben. In 2021 verscheen het uit vijf ‘deelalbums’ opgebouwde en volledig instrumentale Convocations dat geschreven werd tijdens de COVID-periode en onder meer door het overlijden van Stevens vader beïnvloed was. Het album had als overkoepelend thema verlies, isolatie en angst, waarbij elk van de albums stond voor een ander aspect van het vijfstappen-rouwmodel.
Javelin wordt door het label zelf omschreven als een terugkeer naar de singer-songwritermodus van Carrie & Lowell met Stevens die alle instrumenten zelf inspeelde en het album terugschroeft tot een aanvaardbare 42 minuten speeltijd (de vorige twee albums waren respectievelijk 150 en 80 minuten lang). De enige hulp van buitenaf komt van Bryce Dessner die op “Shit Talk” de akoestische en elektrische gitaren voor zijn rekening neemt, terwijl Megan Lui, Hannah Cohen, Adrienne Maree, Nedelle Torrisi en Pauline Delassus als tweede stem doorheen verschillende nummers te horen zijn als een koor dat Stevens ondersteunt. In meer dan één opzicht geldt Javelin dan ook als een ‘klassiek’ Stevens-album, al krijgt het ditmaal weer een eigen stempel doordat het gekoppeld wordt aan een 48 pagina’s tellend boek met tien essays en tien collages van Stevens hand. Een tweede interessante ‘afwijking’ is dat Stevens voor het eerst, de kerstalbums nagelaten, ook een cover opgenomen heeft.
Neil Youngs “There Is A World” (Harvest) sluit het album namelijk af met een opvallend sobere uitvoering. Want waar Youngs versie een orkestrale aankleding heeft, behoudt Stevens enkel het skelet van het nummer en laat hij de banjo primeren waardoor het nummer een intrigerende country-inslag krijgt die mooi gecontrasteerd wordt door de vocale invulling van Stevens en enkele zangeressen. Het is een buitenbeentje op de plaat, in het bijzonder omdat op de andere nummers alle registers opengetrokken worden. Dat blijkt onder meer uit “A Running Start” dat geregeld de strijkers bovenhaalt om de song van extra ornamenten te voorzien zonder in bombast te vervallen. Het is een standaardtechniek van Stevens om zijn songs op te bouwen rond een enkel instrument en idee om daarna verschillende instrumenten te laten invallen in een dienende rol, een die ook op dit album wonderwel werkt.
Een mooi voorbeeld daarvan vormt “Will Anybody Ever Love Me?” dat gaandeweg explodeert zonder het eerste motief ooit naar de achtergrond te verdringen, al kan net hetzelfde gezegd worden van “Everything That Rises” dat evenzeer zijn tijd neemt om zichzelf te definiëren alvorens eerst de strijkers en daarna ook elektronische percussie voor extra inkleding zorgen. Ook de andere nummers, zoals “My Little Red Fox” en “Everything That Rises” (beide malen opnieuw strijkers, percussie en een vrouwelijk koor als tegenstem), volgen eenzelfde stramien waarbij een akoestische start langzaam maar zeker een rijke invulling krijgt. Een van de weinige uitzonderingen hierop vormt “So You Are Tired” dat tegendraads start met een pianolijn die lijkt in te gaan tegen Stevens zanglijn en strijkers subtiel op de achtergrond plaatst alvorens het nummer zich dankzij de akoestische gitaar toch tot een geheel laat kneden. De licht andere aanpak vormt een mooi contrast met de rest van de songs, zelfs al voegt het zich snel genoeg binnen de uitgezette lijnen.
Ook titelnummer “Javelin (To Have And To Hold)” en “Shit Talk” doorbreken het stramien, zij het in de eerste plaats door hun lengte, met respectievelijk 1.53 min en 8.31 min. Ondanks de korte tijdsduur valt op “Javelin (To Have And To Hold)” nogmaals te horen hoe verschillende ideeën en instrumenten elkaar aanvullen en versterken, het mag zelfs zonde heten dat het nummer stopt nog voor het zich volledig heeft kunnen ontplooien. “Shit Talk” heeft nauwelijks een minuut nodig om een eerste keer meerstemmig te worden waarna het speelt met zijn eigen hard-zachtdynamiek, door Stevens louter gewapend met banjo in dialoog te laten gaan met het koor en een meervoud van instrumenten. Intrigerend daarbij is dat hij niet voor een eenvoudig strofe-refrein-brug kiest, maar met melodielijnen speelt en zo verschillende ideeën aan elkaar breit om een unieke song te creëren die gemakkelijk in meerdere nummers zou kunnen opgedeeld worden.
Javelin is zonder twijfel een klassiek Sufjan Stevens-album te noemen, in die zin dat het een singer-songwriteraanpak koppelt aan een ‘artrock’-inslag zonder dat het tweede ooit de bovenhand krijgt. De basis van de songs zijn zo goed als altijd een enkele melodie gebracht door een akoestisch instrument (gitaar of banjo) waarna ornamenten toegevoegd worden en zowel de extra stemmen als de andere instrumenten de kans krijgen om het nummer verder te decoreren. Voor de fans van onder meer Carrie & Lowell kan het album als een verademing klinken na de meer ‘experimentele’ albums Convocations en The Ascension, doordat het hapklaar te beluisteren is. Dit zorgt er paradoxaal genoeg ook voor dat bij een eerste beluistering het album als een zoveelste Stevens-album klinkt. Wie echter aandachtig is, zal opnieuw bemerken hoe uniek Stevens als artiest is en hoe hij ook op zijn tiende album nog steeds een eigen, boeiende stem heeft.