U heeft uw gitaren voornamelijk graag als zachte tokkelinstrumenten, uw drums als klokvaste, op de achtergrond opererende metronomen, en uw vocalen als verfijnde strelingen voor het oor? Lees dan vooral niet verder: het Canadese Born Ruffians kiest voor precies de tegenovergestelde aanpak, en komt daar op zijn debuutplaat Red, Yellow & Blue verrassend goed mee weg.
Bij Born Ruffians moeten gitaren immers vooral puntig zijn, op het drumstel mag stevig doorgehamerd worden en een zanglijn die net naast de toon terechtkomt, zit in de wereld van deze groep exact waar ze hoort. Openingstrack "Red, Yellow & Blue" doet in de openingsminuut nog even anders vermoeden — een eenvoudig gitaarriedeltje en zacht gefluit zorgen voor een misleidende intro — maar enkele welgemikte meppen op het drumstel van Steve Hamelin, vergezeld van een enthousiast "Hey!", trekken de plaat pas echt op gang. Wanneer zanger-gitarist Luke Lalonde in dit nummer voor zijn zelfbedachte land een vlag kiest met de woorden "Such a myriad to choose from / I would pick red, yellow and blue", mag dat gerust als een beginselverklaring voor de rest van de plaat gezien worden. Born Ruffians heeft het hele kleurenspectrum niet nodig, maar creëert met zijn drie primaire instrumenten (gitaar, bas, en drum) een nieuw universum dat minstens evenveel variatie kent.
Wist Lalonde in het eerste nummer zijn stem immers nog een beetje in toom te houden, dan gaat hij in puberklacht "Barnacle Goose" voluit voor de onbereikbare regionen, zonder daarbij zijn gevoel voor — toegegeven, nogal wild om zich heen trappende — melodie te verliezen. Het zal nog tot het lieflijke "Little Garçon" duren vooraleer de rust kortstondig wederkeert en Born Ruffians het aan Clap Your Hands Say Yeah verwante geluid even in de kast laat. Het is hier dat de speelsheid van de groep pas echt volledig naar boven komt: "I’m a little garçon in my head", klinkt het, en deze plaat doet geen seconde iets anders vermoeden.
Zie ook het alle kanten op stuiterende "Hummingbird" en het stampende "Badonkadonkey", waarin Born Ruffians klinkt als het jonge, naïevere broertje van Sunset Rubdown en Wolf Parade — al spelen Lalonde en co in een veel hogere versnelling. Het spelplezier spat van de nummers af, en dat werkt verfrissend: Born Ruffians is niet zo’n indieband die vooral heel serieus genomen wil worden, en vermaak en vrolijkheid vieze woorden vindt. Lalonde laat er geen twijfel over bestaan: "Make a point of having fun / It will help you get through life".
Die wijze woorden komen uit "Foxes Mate For Life", het absolute hoogtepunt van de plaat: Born Ruffians gaat gitaar en bas lenen bij Talking Heads, en tovert er een soort van liefdesliedje uit tevoorschijn. Het nummer is een perfecte samensmelting van het jakkerende, nerveuze geluid dat het grootste deel van het album beheerst, en de zachtere aanpak die eerder al "Little Garçon" tot één van de beste momenten op Red, Yellow & Blue maakte. Geen idee of het bij vossen wel degelijk for life is, maar we geloven het graag, wat voornamelijk te danken is aan de niet aflatende geestdrift waarmee de groepsleden hun woorden en klanken richting microfoon slingeren.
"No one wants to hear the boy sing love sick songs" schreeuwzingt Lalonde dan ook in "Kurt Vonnegut", het laatste echt goede nummer van de plaat (want "Red Elephant" is een lichtjes overbodige afsluiter), en zo is het maar net: Red, Yellow & Blue is de ideale plaat voor alle little garçons en filles die hun popmuziek graag levenslustig, rammelend en soms een beetje vals hebben.