Amsterdam heeft al jaren London Calling, Utrecht doet het sinds kort met Le Guess Who? Als Nederland festivals voor spannende jonge bands uit de grond kan stampen, mag België uiteraard niet achterblijven. Met een reeks concerten onder de naam Big Next zet de Gentse Democrazy een eerste stap in de goede richting. Woensdagavond traden alvast de Warp-buitenbeentjes Born Ruffians aan.
Al slaat dat “jong” dan toch vooral op de looks van frontman Luke Lalonde, die eruitziet als een ietwat timide schooljongetje. De band zelf gaat al wel wat langer mee: twee EP’s en twee albums, om precies te zijn. Daarop staan ze steevast garant voor behoorlijk spastische rammelpop, met songs die compleet onvoorspelbaar zijn en zowat om de halve minuut een nieuwe weg inslaan, en Lalonde die over stampende ritmes en jengelgitaren de vreemdste stemcapriolen uithaalt, als het even kan net naast de toon — en gek genoeg levert dat tóch nog goede nummers op.
Groot is dan ook onze verbazing als blijkt dat die Lalonde eigenlijk een onverwacht straffe strot bezit en live een stevig bijgeschaafde versie van zijn songs weet neer te zetten. Niet dat hij plots alle onverwachte uithalen achterwege laat, maar het is allemaal perfect gecontroleerd, er is zowaar over nagedacht. Dat wordt meteen duidelijk in de uiterst charmante opener “Foxes Mate For Life” van op debuutalbum Red, Yellow and Blue. De zangpartij is stukken minder schril dan op plaat, maar maakt des te meer indruk, niet in het minst omdat ook de rest van de band bijzonder strak staat te spelen — timing is alles als onverwachte tempowissels je grootste fort zijn. Drummer Steve Hamelin laat wel eens een drumstokje door de lucht vliegen, maar hanteert verder het principe “never miss a beat”, en ook Mitch Derosier houdt er stevig de vaart in met zijn vingervlugge baslijntjes.
Met “Foxes Mate For Life” is dan ook het startsein gegeven voor een race door Red, Yellow and Blue en het dit jaar verschenen What To Say, met een overenthousiast “I Need A Life” als orgelpunt. Waar ouder werk als “Little Garçon” (met een wat valse mondharmonica en Hamelin die drumt en orgel speelt tegelijk — als dat geen totale controle is) en “Kurt Vonnegut” met zijn hamerende drums voor de vrolijke meestampmomenten zorgt, zijn het de songs van op What To Say die laten zien hoezeer Born Ruffians muzikaal gegroeid is. Derosier kondigt “What To Say” niet voor niets aan als “and now onto the song part of the show” (al had het misschien ook iets te maken met de wat lullige bindteksten die er aan vooraf gingen): het nummer is soulvol en zelfs voorzichtig dansbaar voor wie voorbereid is op de onvermijdelijke weerhaakjes. Ook het roffelende “Oh Man” is meeslepend, en zelfs het anders wat onnozele en moeilijke “Retard Canard” klinkt vanavond plots nÃet meer als een samenraapsel van hooks en riffjes.
Het is allemaal stukken minder rommelig dan verwacht, al is het tekenend dat Lalonde tijdens het openingsnummer zijn allereerste zin vergeet en daar wat schaapachtig om moet lachen. Born Ruffians gaat duidelijk nog niet voor de perfectie, en heeft daar ook nog niet het materiaal voor, maar staat er wel als band, met vier muzikanten die elkaar volkomen aanvullen en ondersteunen. De wat magere opkomst vanavond — zijn de Belgen misschien niet geïnteresseerd in nieuwe muziek, of was het toch de schuld van de sneeuw? — was dan ook ongegrond: deze jongens verdienen meer aandacht.