Met Pink Elephant sluipt Win Butler opnieuw naar het voorplan. En we schrijven bewust zijn naam. Op dit album is Arcade Fire enkel in naam nog een groep. En dat is jammer.
Het is moeilijk om niet de link te leggen tussen Win Butler en Bart De Pauw, die het in zijn recente zaalshow op een min of meer eerlijke manier over de olifant in de zaal probeert te hebben: het ongepast gedrag dat hij jarenlang tegenover vrouwen vertoonde, en de hoogstens halfslachtige excuses. Bij Butler wordt het een roze olifant, de uitleg dat als men je vraagt daar niet aan te denken, je aan niet anders gaat denken. Klopt: sinds deze plaat in onze inbox zat, hebben we meer aan Butlers eigen ongewenste intimiteiten tegenover enkele fans gedacht dan in de jaren sinds voorganger WE, toen dat in zijn gezicht ontplofte.
Passons; we zitten met een nieuwe plaat, alweer de zevende van Arcade Fire, en daar hangt dus veel van af. Zonder belijdenis-interviews, zonder grote ‘pardon’-ronde – zelfs De Pauw proefde iets meer stof – hoopt Butler opnieuw te mogen aanschuiven aan tafel, en de vraag is niet alleen of daar nog vraag naar is, maar ook wat hij daarvoor meebrengt. Antwoord: een mager beestje van een album dat bestaat uit tien tracks, waaronder drie schrale instrumentals.
Het begint nochtans urgent met sirenes die beloven dat er in de volgende track iets aankomt. Op zijn minst een band die vierklauwens het podium komt opgestormd. Dat gebeurt niet, maar er is iets ergers. Je vraagt je af hoe iemand in Butlers positie erop komt om zo’n opener “Open Your Heart Or Die Trying” te noemen. Een kleine drie kwartier later roept hij in afsluiter “Stuck In My Head” ‘clean up your heart’ – doe het zelf, Win. Een app die de lancering van dit album moet begeleiden “Circle Of Trust” dopen, naar ook een nieuw nummer, is dat toondoofheid? Uitdagen? Het gewoon niet begrijpen? Alles samengeteld voelt het bijna tergend, alsof hij wil laten merken dat het hem geen hol kan schelen.
En er wringt nog van alles aan deze plaat. Dat het geen Arcade Fireplaat is, om te beginnen, maar een duoplaat van Win en Régine, en hun drumcomputer. Dan krijg je misbaksels als het met falset gezongen “Ride Or Die”. Eerste single, het meer akoestische “Year Of The Snake” is beter, klinkt als iets wat kon kloppen op WE, die nog altijd veel te onderschatte plaat uit 2022, en daar ook beter zou zijn uitgewerkt. Zo is het echter sinds de pandemie en het centrale koppel van de groep naar New Orleans is verhuisd; de rest is er voor de inkleuring.
Is Arcade Fire nog wel een band? U bent niet de enige die het zich afvroeg. Een beetje dus. Op drie nummers duiken Richard Reed Parry, Dan Boeckner (u kent hem ook van Wolf Parade en Handsome Furs), Brian Blade, Alex Alvarez, Tim Kingsbury en Jeremy Gara als vanouds op. En dan werkt het plots merkelijk beter. “Circle Of Trust” is ondanks die titel een goed nummer, daar valt niet rond te draaien. Hier is de disco-Arcade Fire van Reflector helemaal terug, over een synthbas die doorploegt terwijl Butler en vrouwlief Régine Chassagne samen zingen en zuchten tot de zes minuten vol en wij uitgedanst zijn. “Alien Nation” tapt daarna uit het zelfde vaatje, maar kiest dan voor de meer staccato, scherpere dansvariant waarin zij altijd al uitblonk.
Dat Daniel Lanois de volgende producer is in een lange rij prestigenamen (James Murphy, Thomas Balganter, …), je hoort het nauwelijks. Zo hard probeert de groep hier business-as-usual uit te ademen. Butler flirt ondertussen met confessie-niet-confessie. Het gaat er allemaal wel over en tegelijk ook weer niet, of toch niet in een taal die je begrijpt. Dat de middelste instrumental “Beyond Salvation” heet zal echter wel geen toeval zijn. Waarna Butler in “I Love Her Shadow” de ene tekstuele onhandigheid na de andere afvuurt. Refrein “She loves me, she loves me not”? Nooit op die madeliefjes vertrouwen, Win, probeer de signalen te lezen. Goed nummer wel, met die diepe discobaslijn, eentje dat de band, misschien zelfs ondanks hem, straks live wel weer zal optillen, voorzien van de nodige toeters en bellen.
Het zeven minuten lange “Stuck In My Head” moet het klapstuk zijn, maar struikelt alweer over onhandige tekstflarden als “I deify the perfect girl … I’ll make her my world and I’ll put her up on a pedestal”. We krijgen niettemin een van de schaarse passages van violiste Sarah Neufeld, en Butler, band en vrouw bouwen het nummer op tot het soort epos waar Arcade Fire altijd al goed in was. Het is … iéts, maar tegelijk is het ook opmerkelijk onopmerkelijk.
En daar slaat de vraag toe waar alles om draait: kan Arcade Fire nog Arcade Fire zijn na alles wat gebeurd is? Kan een band die van ‘Wij’ altijd zijn ding maakte nog bestaan als hij zoveel reserves oproept dat je er een beetje afstand van wil houden, en deze nieuwe songs nauwelijks overtuigen? De cynicus in ons laat de kans bestaan dat Butler en Chassagne bewust een sof van een plaat hebben uitgebracht om van dit moeilijke gesprek af te zijn. Hierna verwacht niemand nog iets, kan het alleen maar bergop – of zo? Wie de mogelijkheid overweegt, kan ze niet meer uitwissen.
Een beetje als een roze olifant.