Peter Gabriel. Father John Misty. De moeder van Win en Will Butler. Zoonlief Eddie. Arcade Fire heeft werkelijk iedereen gebeld om te helpen bij WE – je kiest zo’n titel uiteindelijk niet voor niets. Niemand van hen is desondanks echt hoorbaar: de zesde van Arcade Fire is vooral heel hard van Arcade Fire.
“We missed you” stond er op de ansichtkaartjes die geregistreerde fans begin deze lente in de bus kregen. Maar het was ook omgekeerd: we hebben Arcade Fire gemist. Arcade Fire laat zich graag missen. Vijf jaar liet de groep passeren na het zo ontgoochelende Everything Now, en in die tijd is in de wereld een leven waard aan verschuivingen gebeurd.
Die economische crisis, bijvoorbeeld, daar willen we wel eens een hartig woordje over praten of die ooit écht voorbij is gegaan, die klimaatproblematiek, dat is ook niet langer iets waar we ons misschien morgen over moeten buigen. Oh, en er was dat dingetje, u weet wel, iets met een virus, en maandenlang opgesloten zitten, starend naar de muren van ons huis.
We hebben dit allemaal niet alleen beleefd. Die van Arcade Fire zaten net zo goed aan het behang te krabben en Tiger King te bingen bij gebrek aan beter. Als WE naar hun normen bij momenten wat ingehouden lijkt, dan is dat omdat Win Butler en vrouwlief Régine Chassagne de songs zo schreven dat ze ook in kleine bezetting konden worden gespeeld. ‘We hadden ook maar één piano en drie gitaren in huis.’
Je hoort het vooral aan het negen minuten durend opus “End Of An Empire I – IV”, hoe dit gemaakt is met de vraag “gaan we onze drummer nog wel zien voor de plaat uit is?” in het achterhoofd. Het resultaat is een song in vier bewegingen die van very Beatles (die “Imagine”-piano!) naar Bowie-anno-Ziggy gaat, om te eindigen op zweverige Flaming Lipsterrein: “Sagittarius A* / what a pretty name”.
Ingehouden wil niet zeggen ingetogen, ietsje minder dan voorheen is nog altijd niet leeg. Arcade Fire staat opnieuw waar Arcade Fire altijd moest staan: in de grootst mogelijke arena, de armen in het breedste gebaar opengegooid. Win Butler weet dat we het moeilijk hebben gehad, en wil ons een dikke vette knuffel geven, liefst allemaal tegelijk. Dat is wat “The Lightning I, II” ons wilde duidelijk maken, zelfs al komt het via de observatie van Zuid-Amerikaanse vluchtelingen aan de Texaanse grens.
Die eerste single had het natuurlijk allemaal: dramatische opbouw, het soort anthem-refrein dat gemaakt is om op festivals te worden meegebruld, het enthousiaste alles-op-elkaar-gestapel dat deze band van in het begin zo opwindend maakte. Het wordt nergens nog zo, maar toch moet dit de meest ongegeneerd Arcade Fire-achtige Arcade Fireplaat zijn sinds debuut Funeral, als was WE een catalogus: “dit kunnen we allemaal voor u doen.”
Werkelijk elke tic wordt afgevinkt, en of u daar al even genoeg van heeft is niet langer van belang. “Age Of Anxiety II (Rabbit Hole)”? Nog eens de goeie oude discorock van Reflektor. “Unconditional I (Lookout Kid)”? Herinneringen aan de doodernstige rock van Neon Bible doemen op. En wanneer in “Unconditional II (Race And Religion)” de schelle stem van Régine opklinkt, denk je bijna van zelf: “Mountains Beyond Mountains”.
“At the crossroad there’s a street sign / It’s a construct” gaat het, want die laatste titel, slaat gewoon op de kruising van Race Street en Religion Street in het New Orleans waar de Butlers hun thuis vonden; noem het intersectionaliteit in de praktijk, want zo vult ook Chassagne het in: “I’ll be your race and religion / you be my race and religion / this love is no superstition / united body and soul”.
Op Everything Now liep Butler verloren in zijn boodschapperigheid, vandaag blijft hij aan de goeie kant van de grens met preken door het persoonlijke dichtbij te houden. “Another lost soul just trying to feel something”, zingt hij zelfkritisch in de sterke opener “Age Of Anxiety I”. “Unconditional II (Lookout Kid)” is een les empathische levenswijsheden voor zijn zoon die culmineert in een verbeten “Nobody’s perfect. Let me say it again: nobody’s perfect.”
Het eindigt waar het moet eindigen, met nog zo’n melodie, en vooral een slogan die zo uit Lennons mond kon ontsnappen: “YOU and ME could be WE / already know I, I wanna know WE”, en de pertinente vraag: “when everything ends, can WE do it again?” Arcade Fire heeft geen perfecte comeback gemaakt, maar misschien wel de warmste plaat uit zijn carrière.