Nergens thuishoren opent de deuren van de perceptie. Op haar zevende verhuisde Aili Maruyama van Japan naar België, wat maakt dat ze tussen twee stoelen valt. Vanuit die positie verandert je perspectief onvermijdelijk, alles ziet er anders uit. Het resultaat maakt van Nandakke? een album dat even vrolijk (en bij momenten vervreemdend) is als de neonlichten in Tokyo. Het bulkt van de analoge synths en is even diepgaand als absurd, zowel qua teksten als qua opzet.
Wie immers een nummer als “Takoyaki” op zijn album zet, waarin de vorm van de tenen in de familie wordt vergeleken met de gegrilde octopus die je in Japan als streetfood kan kopen, heeft zijn prioriteiten op orde. Kurkdroog lijst Aili’s vader ondertussen bovenop de zwalpende beats de ingrediënten op die in het gerecht horen.
Communication is echter key en niet aan vaste regels gebonden, zolang je elkaar maar begrijpt. Aili en haar maatje Transistorcake zijn niet lost in translation, ze vinden hun identiteit in het niemandsland van tussentaal – meteen ook de reden om het gebruik van het Japans niet na de ep Dansu te laten vallen (wat nochtans het oorspronkelijke plan was). Nandakke? staat voor de hutsepot aan Frans en Japans die Aili gebruikt om met haar vader (die nog in Japan woont) te praten. Het betekent zoveel als “wat was het ook alweer?” wanneer een woord op het puntje van je tong ligt, zonder er af te rollen. Verderop in “Up & Down” gooit de zangeres ook nog Engels in de hutspot voor een Jane Fonda-waardige fitness-soundtrack en in “Babychan” vertalen ze Nederlandse idiomen over de liefde letterlijk naar het Japans. Het resultaat doet ongetwijfeld pijn aan de oren van de taalpuristen, maar is een feest van speelse naïviteit voor niet-native speakers.
De meest duidelijke boodschap is die van het feestje, van de kinderlijke verwondering om de wereld te bekijken, om gevestigde opvattingen in vraag te stellen en deze te herschapen tot je eigen speeltuin. In “Yubikiri” gaat het duo aan de haal met een rijmpje over een pinky-swear, maar die pink dreigt er wel afgekapt te worden wanneer je je eed breekt. Je moet er niet te veel achter zoeken – dat doen zij ook niet, vermoeden we – maar ze doen het wel allemaal met stijl. Zie ook “Fashion”, dat zich faux-cool en onverschillig over de catwalk sleept en zich vrolijk maakt over het belang dat men in het algemeen (en in Japan in het bijzonder) aan mode hecht.
Maar ook zonder Google Translate, Duolingo of een behulpzame perstekst (waarvoor dank) is dit een zeer genietbaar album en dat kan je gerust op het conto van Orson Wouters schrijven. Hij bouwt muzikale bruggen over de taalbarrières heen en maakt de lolbroekerij tot een album. Vanuit zijn met analoge synthesizers volgestouwde studio voorziet hij al Aili’s hersenspinsels van de juiste sound. Samples van straatgeluiden uit Tokyo stofferen het album, de bassen graven vaak diep, de synths lichten mooi op en samen met Aili duikt hij dieper in het experiment dan op Dansu. “Oyasumi” kende vele weldoordachte versies alvorens alles uit het raam te kieperen en te kiezen voor de meest spontane versie waarin gesampelde akoestische drumbreaks botsen met zwierige housetoetsen. Feel, don’t think. In “Ichibansen” kristalliseert hij klankgewijs de spreidstand die Aili moet uitvoeren om over de continenten heen de verbinding met haar familie in stand te houden. Aziatisch aandoende synths zingen wanneer de zangeres er zelf het zwijgen toe doet. De twee voelen en vullen elkaar naadloos aan.
Nandakke? werkt op twee niveaus: enerzijds heb je het exotisme van het Japans, waar meer achter zit dan de modale mens begrijpt, anderzijds is er de muzikale grondlaag, waarvan de kwaliteit voor zich spreekt. Beide staan ogenschijnlijk los van elkaar, maar tegelijk werken ze onlosmakelijk op elkaar in en kunnen ze niet zonder elkaar – wat op zich weer erg Belgisch is. Voor de slechte verstaanders: とても素敵なアルバムです. Luisteren maar!