De Rolling Stones hebben nog eens een plaat gemaakt en wie geboren is voor de val van de Berlijnse Muur, krijgt daar mogelijk een warm gevoel bij. Deels terecht: Hackney Diamonds is een fraaie collectie popsongs. Daar zit echter een systeemfout ingeweven: popmuziek is anno 2023 immers een wegwerpproduct als een ander.
Er is weinig dat nog gezegd of geschreven kan worden over de Stones dat al geen miljoen keer eerder gezegd of geschreven is. Dat ze oud worden. Ja, nu écht wel heel oud, want je moet al een veertiger zijn om een handvol platen bewust bewust hebben weten uitkomen en behalve Marc Didden herinnert mogelijk niemand zich de gloriedagen nog, ergens diep in de vorige eeuw. En dat het waarschijnlijk nu echt, écht hun laatste plaat wordt. Welnee, weeral mis, de volgende is al voor driekwart klaar, aldus de heren Jagger en Richards, die helaas hun drummaatje Charlie Watts twee jaar geleden moesten afgeven. En dat als, àls, ze nog eens op tournee gaan, het niet anders kan dan dat het voor de aller-, aller- allerlaatste keer zal zijn. Ach. Het is niet omdat er niet eerder iemand ooit 160 geworden is dat het nooit zal gebeuren en dan kan het natuurlijk net zo goed Keith Richards zijn die, vermoedelijk met een grijns van ik-kan-het-ook-niet-helpen, vrolijk huppelend de 22ste eeuw aanvat.
Voor het zover is, is er echter Hackney Diamonds om ons een tijdje mee zoet te houden. Een plaat waarvan tot voor kort weinigen hadden geloofd dat ze er ooit zou komen en dat was eigenlijk prima geweest. Want als je dat oeuvre bekijkt, bekruipt zelden het gevoel dat er nog iets ontbreekt. Integendeel. De Stones-platen van de laatste decennia wisten weliswaar, geen klein beetje aangevuurd door het aanstekelijk enthousiasme van de bandleden annex marketingjongens, aanvankelijk altijd het nodige enthousiasme op te wekken, om vervolgens vast te roesten in de kast, waarbij de beperkte gebruikssporen op de hoezen boekdelen spreken. Wanneer naar de Stones gegrepen wordt, blijkt het dan toch weer altijd naar Exile on Main St., Let it Bleed of die geniale singles uit de sixties te zijn.
Van Hackney Diamonds verwachten we dus niet al te veel. Maar toch. Wanneer opener Angry begin september zijn opwachting maakte, leek het wel of een ver neefje van Start me Up te voorschijn sprong. Groots valt het niet te noemen, maar de riff die Richards speelt, houdt ook na een week of zes de aandacht nog vast. Idem dito voor Sweet Sounds of Heaven, dat de pathosmeters bij momenten in het rood jaagt (“Let no woman or child / Go hungry tonight”, één Bono is genoeg, Mick), maar toch blijft fascineren. De breaks op de perfecte plaats, Lady Gaga (jaja) die op de juiste momenten invalt en wie nog twijfelde aan haar talent schaamrood op de kaken bezorgt. Welwel, The Stones kunnen het nog. Koppel dit aan pakweg You Can’t Always Get What You Want en je hebt live een duo waarmee je stadions met verstomming slaat.
Naast Gaga is de lijst gasten behoorlijk indrukwekkend, maar tegelijk kan daar gerust enige nuance aangebracht worden. Zou u écht beseffen dat het Paul McCartney is die bas speelt in “Bite My Head Off” of Elton John die in “Live by the Sword” de piano beroert als niemand het verteld had? In laatstgenoemd nummer maakt Bill Wyman (87 jaar deze maand) trouwens zijn terugkeer en ook Charlie Watts is nog te horen op het album, onder meer in “Mess it Up”, dat met zijn rotaanstekelijke funkritme een ver neefje is van “Miss You” en alhier uitgroeide tot een favoriet.
De holderdebolder-intro van “Driving Me Too Hard” doet dan weer denken aan hoe “Tumblin’ Dice” de kamer komt binnen gerold, om nadien over te schakelen op 80’s Stones-mode. “Depending on You” is de ballad van dienst en vinkt vlotjes alle vakjes op de checklist af die daarbij komen kijken. “Tell Me Straight” is het Keith-momentje. “How do we finish?” vraagt de gitarist en ook: “Is my future all in the past?”. Er hangt een donkere wolk over de song, alsof Magere Hein ongeduldig op z’n pols tikt.
Afsluiten gebeurt met het akoestische “Rolling Stone Blues”, een cover van Muddy Waters, die op zijn beurt zijn oorsprong vond in de Mississippi Delta, zo’n honderd jaar geleden. Jagger en Richards klinken, eindelijk, vuil. Over dit nummer werd door producer Andrew Watt geen laagje glitter gestrooid en dat is een verademing na de gladgestreken manier waarop de andere songs gepresenteerd werden. Maar goed: de Stones hebben hun roots dan wel in de blues, ze zijn willens nillens een popgroep en die klinken nu eenmaal alsof ze op weg zijn naar een sollicitatiegesprek.
Is dit een onmisbaar Stones-album? Nah. Alles is prima luistervoer, maar waar generatiegenoot Bob Dylan met Rough And Rowdy Ways ruim drie jaar geleden een plaat uitbracht die ook vandaag nog veelvuldig opgelegd wordt, is het twijfelachtig dat tegen het midden van dit decennium Hackney Diamonds nog vaak gedraaid zal worden. Het klopt dat dit beter is dan verwacht, maar wat is zo’n uitspraak waard als de lat op de grond lag? De echte sterkte van Hackney Diamonds zal moeten blijken op het podium. Zal dit dozijn songs daar stand houden? Of kiezen de Stones er daar opnieuw voor nog eens hetzelfde blik hits open te trekken?