Mozart met gitzwarte huid. Dat is zowat het beeld dat bij ons opgeroepen wordt bij de term Black Classical Music, de titel van Yussef Dayes’ eerste soloalbum. Het beeld stemt tot nadenken, al blijft er gelukkig meer dan enkel dat hangen: het is een swingende en soulful anthologie van ’s mans kunnen de afgelopen jaren. Klassieke muziek met palmbomen en witte stranden.
Ondanks het aanhoudende tropische weer is het geen vakantietijd voor Dayes, de South Londener met Jamaicaanse roots. Mogelijks is het woord hem zelfs wat vreemd, want hard werken voert de boventoon in zijn leven. Al vanop zijn tiende kreeg hij het reeds door zijn vader, eveneens een jazzmuzikant, ingelepeld: als je muzikant wil worden, moet je elke dag oefenen. Advies dat hij niet licht opgenomen heeft; op zijn dertigste heeft hij zich al naar de top van de Britse jazzscene gemept. Voornaamste wapenfeit was het kortstondige maar memorabele bestaan van de fusion jazzgroep Yussef Kamaal samen met Kamaal Williams, die hoge ogen gooide met hun album Black Focus.
Wegen scheiden natuurlijk al eens, even goeie vrienden. Yussef Dayes ging alleen verder in 2017, waarna hij met de regelmaat van de klok verscheen bij samenwerkingen met bijvoorbeeld Rocco Palladino of Tom Misch. En nu komt hij dus in z’n eentje op de proppen. Al is dat laatste ruim te interpreteren; op Black Classical Music komt op bijna de helft van de achttien (!) nummers een extra artiest op bezoek. Ja, achttien nummers, dat leest u goed. Een epische muzikale monoliet? Wel, even tijd voor wat uitleg.
De plaat opent met het titelnummer “Black Classical Music” een tour de force van een bende rotgetalenteerde jazzmuzikanten. De partijen krioelen door elkaar heen, gelanceerd door de pompende groove van orkestleider Dayes. Een nummer dat zo van Kamasi Washington had kunnen zijn. Zonder terugschakelen gaat het meteen verder met “Afro Cubanism”, dat zich voornamelijk van de opener onderscheidt door de krioelende baslijn, als een slang kruipend onder het muzikaal geweld.
En dan doet de zon zijn werk. Het wordt een heel stuk gemoedelijker, de toon verschuift richting soul en R&B. De parasol wordt opengeklapt bij het reeds van de Live At Joshua Tree bekende “Raisins Under The Sun”, begeleid door de zoete sax van Shabaka Hutchins – die horen we ook zelden in een dergelijk lome bui. Vervolgens rijden we de ondergaande zon tegemoet op een ocean boulevard – Joost mag weten waar ze die gevonden hebben in Londen – met makker Tom Misch op de vooruitgeschoven single “Rust”.
Daarnaast tapt Dayes ook regelmatig uit het vatje van de spacey fusionjazz die dichter aanleunt bij zijn eerder werk bij Yussef Kamaal. Zie bijvoorbeeld “Turquoise Galaxy” en “Chasing The Drum”, die zo van STUFF. hadden kunnen zijn – Lander Ghyselinck, stroop de mouwen maar op. Ook voor pure wittestrandenreggae deinst de man niet terug: het lichtvoetige “Pon Di Plaza” wordt van tekst voorzien door zanger Chronixx. De pina colada dient u er wel zelf nog bij te maken.
En de rest van die achttien nummers? Goh. Voornamelijk ruwe, onafgewerkte ideeën die in een jam ontaarden. Hier en daar wordt de boel nog opgesmukt door er wat geluidsfragmenten door te mixen van gesprekken bij Yussef thuis en in de studio. Zo moesten we gemoedelijk glimlachen bij het gekir van dochter Bahia Dayes op “The Light”. Noemenswaardige momenten zijn nog het strijkersarrangement “Magnolia Symphony” en ook het al gereleasete “Tioga Pass” met Rocco Palladino, een lange en opbouwende groove op Palladino’s gebalde baslijn die mogelijks nog wat meer had mogen losbarsten naar het einde toe.
Black Classical Music doet ons verschillende keren uitproesten: ‘Man, wat is hij goed!’ Zeker de eerste helft van de plaat weet ons erg te bekoren, ook al gaat het stilistisch een beetje alle richtingen uit. Erna stijgt het demogehalte van de songs exponentieel, maar laten we daar niet van wakker liggen: Dayes is nog erg jong en dus is er nog tijd om een weg te kiezen. En horende wat hij in zijn mars heeft, zou die wel eens naar heel grootse bestemmingen kunnen leiden.