Verdomde Taylor Swift. Bracht zomaar even Folklore uit, net toen Stromae met het idee voor die albumtitel begon te spelen. Bon, dan werd het maar Multitude, het idee veranderde niet: een plaat die invloeden van over de hele wereld het oeuvre van de maestro binnentrekt.
Je ziet het in Netflixseries, hoe de wereld niet langer van de Engelsen en de Amerikanen is. Zelfs als zij het hoge woord voeren, is er altijd wel een acteur van Aziatische of Afrikaanse afkomst die ook dat stukje markt moet afdekken. Het moet van overal komen, als het nog winstgevend wil zijn. Als het er nog toe wil doen. Het cynisme waarmee dat gebeurt willen we Stromae niet toedichten, het intelligente inzicht wel: of dat globalisme nu lekker voelt of niet, we zitten er wel mee.
De wereld Ãs een bouillabaise, quoi. Een hutsepot van allerhande invloeden waarin niemand zuiver is, en dus kunnen we maar beter zelf de vermenging zoeken, al was het maar omdat die vaak inspirerend werkt. En dus ging Stromae, eenmaal hij zich uit dat zwarte gat had gesleurd, op zoek naar muziekjes uit alle hoeken van de aardkloot. Multitude openbaart zich zo als muzikale flipperkast waarin wij het balletje zijn: voortdurend van hot naar haar geschoten, eeuwig genrehoppend.
Want zo brutaal als opener “Invaincu” – donderende beats, een Stromae die zwaarder dan ooit klinkt – zo licht is “Santé” er meteen na, op zijn sirtaki-dansend cumbiaritme. Het paart het theatrale van “Tous les mêmes” aan een huppelende charango, een fluitend synthriedeltje doet de rest. In “Fils de joie” botsen een barok clavecimbel en het Belgian National Orchestra op Braziliaanse baile funk. Een Chinese viool fiedelt zich een weg door “La solassitude”.
“Mon amour” is dan weer een oprecht vrolijk liedje, dat met zijn heerlijke West-Afrikaanse gitaar zelfs wat doet denken aan het geknutsel van Teme Tan, iets wat we ook in de grijnzende vaderschapsode “C’est que du bonheur” – “Y a les vomis, les cacas et puis tout l’reste” – horen. Ook fijn: het heerlijk dramatisch momentje van inademen in “Pas vraiment”. Het zijn dat soort details die Stromaes genie uitmaken.
Echo’s van Brel zijn nooit weg, zoals dat altijd al ging. Zeker in het verhalende “Fils de joie” of het kalere “Mon amour” hoor je het speelplezier van de meester. Elders toont Stromae zich opnieuw empathisch, met een “Riez” waarin hij de maatschappelijke ladder afdaalt tot de onderste sport. Het “riez” klinkt alsmaar sarcastischer. Maar het is natuurlijk “L’enfer” dat het diepste snijdt. Voor één keer gaat het masker van het personage af, en krijgen we – dénken we – een eerlijke blik in het hoofd van de zanger. Hoe hij in dat “Tu sais j’ai mûrement réfléchi et je sais vraiment pas quoi faire de toi / Justement, réfléchir, c’est bien le problème avec toi” de melodie optilt, en emotie geeft; dat is waarom Stromae de artiest is die hij is.
Nog een keer komt die zware periode voorbij. “Mauvaise journée” is een knipogende interpretatie op dagen van depressie – “Y a mon caca qui a mal fini” – met de terechte uitroep “C’est mon droit d’être déprimé dans mon fauteuil”. Een walsritme en een accentuerende tuba zorgen dat het nooit te zwart wordt, maar dan nog mag Multitude zo niet eindigen. Voor de positieve noot zorgt pendant “Bonne journée”; de kaka is goed gegaan, dank u.
En zo is Stromae terug, net toen je er van uitging dat het er niet meer van zou komen. De wereldtour is geboekt, de werelddominantie, dat zien we nu wel. Op Multitude valt alvast weinig af te dingen.