“Now let me take a trip down memory lane,” rapte Nas nog op zijn illustere Illmatic. Drieëntwintig jaar later tracht Porter Ray met Watercolor een gelijkaardig en even ambitieus debuut af te leveren, maar raakt niet verder dan deze memory lane, een nostalgische verwijzing naar de tijd toen gangsta rap een beetje meer conscious werd.
Niet dat hij dat slécht doet, die Porter Ray Sullivan. Hij heeft zo’n fluwelen flow en een woordenschat om het ver te brengen. Dat vond ook Ishmael “Palaceer” Butler van Shabazz Palaces, die hem ontdekte en nu door de Sub Pop-poort naar een potentieel internationaal publiek loodst. Sullivan komt net als zijn hoeder uit de rijke ondergrond van Seattle die ons, naast Shabazz, ook THEESatisfaction schonk. Maar in tegenstelling tot die acts vertelt hij een klassiek, zelfs ronduit gangbaar verhaal. Geen experimentele hocus pocus en dissonante beats, maar vrij eenvoudige schetsen van het leven in de concrete jungle.
Voor Porter Ray is dat natuurlijk niet gekunsteld: hij is afkomstig uit zo’n betonnen achterbuurt. Zijn vader stierf toen hij nog een kind was en zijn broer was het dodelijke slachtoffer van een drive-by shooting. Hij groeide op bij zijn moeder, die het potentieel in hem aanwakkerde ter preventie van een leven in de illegaliteit. Herkenbaar is het wel, en ook goed voor de man dat hij wist te ontsnappen aan die uitzichtloosheid, maar — Tupac Shakur nog aan toe! — hoeft dat alweer te leiden tot zo’n afgezaagde ode-aan-de-mama? En werkelijk, nog een elegie aan de afgestorven homies? Dat soort clichés waren in 1996 al done to death en doen regelrecht afbreuk aan het goede wat deze Watercolor te bieden heeft.
Want, nogmaals, Sullivan is een spitsvondige rapper die vloeiend stukken zin aan elkaar last als weinig anderen tegenwoordig. Zo heeft hij het over “venomous vixens with generous victims funding shorty” en “envious children, reckless dumping forties” (“My Mother’s Words”). Zo herinnert hij zich het “blunted, bare-knuckled backyard boxin’” met zijn oudere broer (“The Mirror Between Us”) en hoe de politie het steeds gemunt had op “pot smokers, rock smokers, block stock brokers, bustin’ joogs, Range Rovers with the custom wood” in “East Seattle”. Zet daar de donkere, sensuele beats van BRoc onder en je hebt in principe een winnende formule. Des te jammer dus dat het album thematisch niet voorbij de typische dooddoeners van rapmuziek komt.
Watercolor schiet daarom tekort om Ray Porter — en bij uitbreiding Seattle-rap — naar de top te katapulteren, maar houdt wel een ultieme belofte in. We hebben hier immers te maken met een woordkunstenaar, iets waar het genre in dit huidige decennia nogal verlegen om zit.