Sommige artiesten groeien nooit op. Je hebt er die album na album blijven uitpakken met een kinderlijke speelsheid of gebrek aan ernst (They Might Be Giants lapte er het voorbije jaar ook weer drie stuks bij), je hebt er natuurlijk ook die het stadium van muzikale Porky’s nooit overstijgen. En dan heb je nog bands van het kaliber Violent Femmes, die zestien jaar na Freak Magnet nog eens een plaat uitbrengen die klinkt als een kopie van hun fabuleuze snotneuzendebuut uit 1983. Maar dan wel een erg matige kopie.
Wat een verhaal ook. Gordon Gano – de christelijke nerd die zelfs tijdens een songs over de weersvooruitzichten als een afgewezen minnaar blijft klinken – en Brian Ritchie hingen de gitaar en basgitaar al een paar keer aan de wilgen, maar keerden steeds opnieuw terug. Ook al stonden ze enkele jaren geleden nog lijnrecht tegenover elkaar in een rechtszaak en is al jaren bekend dat ze elkaar niet kunnen luchten. Was Freak Magnet destijds hun meest elektrische en energieke plaat, bij momenten behoorlijk radde punk, dan wordt met We Can Do Anything teruggekeerd naar de meer akoestische sound van dat zo goed als perfecte debuut.
Het is natuurlijk ook moeilijker om als vijftiger weg te geraken met verhalen over verliefdheid en rancuneus omhooggestoken middenvingers, dan als twintiger, ook al lijk je naadloos in te pikken op de sound en stijl waar je geschiedenis mee schreef. “Memory” lijkt met dat simpele drumwerk en die akoestische basgitaar nog altijd op de akoestische folkpunk van weleer, en Gano’s gekweel zit nog altijd vol met tegenstellingen en romantische ambitie. Of neem “I Could Be Anything”, waarin ze in de weer gaan met accordeon en jolige cafézang. Het had eigenlijk eentje van They Might Be GIants kunnen zijn.
Allemaal erg onpretentieus, maar ook maar voor één keer, wat ervoor zorgt dat de midtempo galop van “Traveling Solves Everything” en de jolige cowboyhoempapa van “I’m not Done” al een pak minder overtuigen. Dan liever meer traditionele popsongs zoals “Issues”, zelfs mét dat geaffecteerde zingen van Gano, of “Holy Ghost” met z’n Dylan-ten-tijde-van-“Subterranean Homesick Blues”-cadans. Geen benul waar dat eigenlijk over gaat (een talent dat Gano ook weer onder de knie lijkt te hebben), maar met zo’n compacte duur heb je amper tijd om over zo’n dingen te zitten klagen.
In het stompende “Foothills” wordt dan weer snel duidelijk dat de intussen tweeënvijftigjarige Gano de edele kunst van de masturbatie bezingt. Opgroeien, mja. En verder? Het herkenbaar klinkende, maar ook weinig toevoegende “Big Car” (knikje naar het klassiek geworden “Gimme The Car”?) en het wiegende, met handclaps opgeluisterde “Untrue Love”. Allemaal erg geinig, maar geinig, daar bereik je weinig mee. En Violent Femmes, Hallowed Ground en The Blind Leading The Naked nog eens opleggen, helpt ook al niet. Dan valt immers op hoe erg We Can Do Anything klinkt als een ongeïnspireerd doorslagje.
Voor iemand die niet bekend is met de band kan dit nog klinken als een product van een merkwaardig, wat wereldvreemd stelletje buitenbeentjes, maar helaas zijn wij intussen ook oude lullen en ligt onze lat wat hoger. Zelfs met een bescheiden duur van amper 32 minuten blijft het een zoutloze bedoening.