Na twintig jaar is er opnieuw nieuw werk van PiL. Johnny Rotten en de zijnen leven zich uit met een modern geluid, maar helaas is dat geen onverdeeld succes.
PiL heeft na een pauze van goed twintig jaar opnieuw een plaat uitgebracht. ”This is PiL”, het kon zo de titel van een best of zijn, een laatste moment om, net voordat het essentiële werk finaal afgeprijsd in de bakken van de tweedehandswinkel verdwijnt, nog snel even langs de kassa te passeren. Maar niets van dat: op ”This is PiL” staat uitsluitend nieuw werk.
Johnny Rotten – né John Lydon – zou waarschijnlijk geklopt hebben op ieder die hem aan het eind van de jaren ’70 zou verteld hebben dat hij ooit zou acteren in een reclamefilmpje voor Britse boerenboter. En met hem vele anderen. Ontelbaar zijn ze intussen, de voormalige protestzangers die zich voor de kar van de commercie lieten spannen. En daar is niets mis mee. Het weze ieder gegund om naar hartenlust te schnabbelen. En toch: hoe luider de protestkreet ooit klonk, hoe bevreemdender de reclameslogan nu. De weg die van ”Anarchy in the UK” naar ”I like Country Life [butter, red.] ‘cause I think it tastes the best” loopt, is lang, en wellicht ook bochtig.
De ultieme parodie van een tot karikatuur verworden punkicoon of een puur pragmatische zet van een muzikant die door een tanende platenverkoop almaar minder royalty’s trekt? Het laatste, zo blijkt. Door even de billen te spreiden voor de Britse boterboer, kon Rotten genoeg geld sprokkelen om een nieuwe PiL-plaat op te nemen. Zonder Keith Levine en Jah Wobble, de sterren van PiL-klassiekers als ”First Issue” en ”Metal Box”, maar met Lu Edmons, Bruce Smith en Scott Firth: topmuzikanten die hun strepen verdienden bij bands als The Damned, The Pop Group, en — waarom ook niet — The Spice Girls.
Met enkele bizarre keelklanken trekt Johnny Rotten ”This is PiL” op gang, en meteen duikt bezwerende basriff naar de diepste diepte die het menselijke oor kan waarnemen. Naarmate het lied zich laag na laag verder ontplooit, geeft het fans waar ze al twintig jaar op wachten. Dit is PiL op de toppen van de tenen, als terug van nooit weggeweest. Quasi naadloos volgt ”One Drop”, een aanstekelijke dubsong met wobbelende bassen en een dikke mist van weidse toetsen en gitaarecho’s. ”Deeper Water” laat de dubfeel los, maar doorbreekt de betovering niet. Onheilsprofeet Rotten kondigt het noodlot aan met een dreigende synth en een onheilspellend gitaartje. De storm barst niet los, maar terwijl de golven steeds hoger worden, versmachten dikke donderwolken al het blauw in de lucht. Het Arabisch aandoend The Cure-gitaartje van ”Terra-Gate” brengt de luisteraar daarop weerstandsloos naar ”Human”, een scharnierpunt in de plaat. Er zijn de discodrums en de uiteenlopende gitaarkleuren, van dun en
Het is bijna alsof de sluier gevallen is, waarna de plaat steeds meer moeite heeft om overeind te blijven. ”I Must Be Dreaming” is nog fijne wobbelpop met een halfscherp randje. Bij ”It Said That” en ”The Room I’m In” springen vooral de tenenkrullende rijmen in het oog. ”Lollipop Opera” klinkt dan weer alsof Beck aan de slag ging met dubstep, en dat is veel minder cool dan het lijkt. ”I am from London/ Many of us come from London/ But no matter where you come from/ You can still be a better person” zingt opa Rotten wat verder in ”Reggie Song”, schijnbaar zonder spatje ironie. In orgelpunt ”Out of the Woods” passeren zowel tranceklanken, blaffende honden als een kampvuurbanjo de revue. Een gedurfde stijloefening, maar jammer genoeg is dan het kalf al lang verdronken.
”This is PiL” kon een zeer fijn EP’tje geweest zijn. Op de eerste plaathelft staan enkele sterke nummers, maar onderweg verliest de groep de pedalen en wordt het geheel iets dat naar alle kanten tegelijk kijkt en zo alle doelen mist. De inspiratie en de urgentie lijken plots verdampt en de kruising van PiL met een modern geluid valt tussen beide stoelen in. We hadden de indruk dat het vroeger beter was, maar misschien worden ook wij gewoon oud.