Het was soms moeilijk om niet overweldigd te worden door de stroom nieuwe releases die Neil Young de voorbije jaren uitbracht. Hij dook diep in zijn archieven, en af en toe liet hij nog wat nieuw werk op de wereld los. Maar het nieuws van een live registratie van het bijna volledige Ragged Glory met de nieuwste incarnatie van Crazy Horse, opgenomen in een piepkleine club in Toronto, was genoeg om onze aandacht vast te krijgen.
Ragged Glory, dat was immers niet alleen het album waarmee Neil Young begin jaren ‘90 zijn status als “Godfather of Grunge” cementeerde, maar het leidde een tweede gouden periode in ‘s mans carrière in. De Amerikaanse tournee die Young samen met Crazy Horse (en Sonic Youth in het voorprogramma) in het voorjaar van 1991 vlak na de release van het album maakte, resulteerde in het onvergetelijke live-album Weld. Als u het ons vraagt – dat deed u niet, maar we geven onze mening toch – is Weld het beste concertalbum uit de rockgeschiedenis: Neil Young en Poncho Sampedro martelen er hun gitaren, ze klinken gruiziger dan ooit tevoren en de woede tegen de toen plaatsgrijpende eerste Golfoorlog van Bush Sr. en zijn oorlogszuchtige haviken geeft het album een urgentie die drie decennia later nog altijd even actueel is.
Weld telde al vijf nummers van Ragged Glory, maar recenter was er Way Down In The Rust Bucket, een registratie van de try-out voor de Weld-tour waarop zomaar eventjes 8 nummers van het album gebracht werden. Met F##in’ Up – een verbastering van “F*!#in’ up”, een van de nummers op het album – krijgen we nu dus een derde interpretatie. De grote verandering tegenover het eerdere werk zit natuurlijk in de samenstelling van Crazy Horse. Oudgediende Frank Sampedro geniet ondertussen al enige jaren in Hawaii van zijn pensioen en werd vervangen door gitarist Nils Lofgren, wat de voorbije jaren al resulteerde in drie albums. Maar voor dit album wordt de band nog uitgebreid met Micah Nelson (Promise Of The Real) die hier samen met Lofgren afwisselend de piano- en gitaarstukken voor zijn rekening neemt.
The Rivoli. Een café/restaurant annex concertzaaltje in downtown Toronto waar zo’n 200 toeschouwers binnen kunnen. Het moet van in de begindagen geleden zijn dat Neil Young nog op zo’n kleine locatie optrad, en het verraadt meteen dat dit niet zomaar een regulier optreden was, maar een privé-concert voor de vijftigste verjaardag van Dani Weiss, CEO van het outdoorkleding merk Canada Goose. Neil Young was, zoals u wel weet, de man die in de jaren ‘80 “Ain’t singin’ for Pepsi/ Ain’t singin’ for Coke” zong.
Negen nummers van Ragged Glory krijgen we hier voorgeschoteld. Enkel “Mother Earth” ontbreekt, al was dat op het oorspronkelijk album sowieso al de vreemde eend in de bijt. Om een of andere ondoorgrondelijke reden krijgen de nummers een andere titel mee, namelijk een tekstfragment uit het nummer. Zo verschijnt “Country Home” plots als “City Life” op het album. Dat “Love And Only Love” een songfragment uit een ander nummer als titel krijgt, maakt de verwarring zo mogelijk nog wat groter.
Waar veel van zijn leeftijdsgenoten – op Nelson na zijn ze allemaal in de buurt van de 80 ondertussen – ondertussen al decennialang op veilig spelen, blijft Neil Young nog steeds musiceren alsof hij nog alles te bewijzen heeft. Waar de vorige albums een wat meer laid-back geluid lieten horen van de band, is daar nu niet veel meer van te merken. Het paard briest en galoppeert als vanouds, en klinkt nog even rommelig als een wankele garagerockband. Dat de jaren ondertussen hun tol hebben geëist hebben op de stem van Neil Young valt niet te ontkennen, maar de drive is er nog steeds. “Love And Only Love” en “Love to Burn” worden gewoontegetrouw weer lang uitgesponnen, en het titelnummer klinkt even ongemanierd als gewoonlijk. Het zijn geen radicaal herwerkte versies die de band speelde op het podium van The Rivoli, de verschillen zijn subtieler. Hier en daar gaat het wat trager, of is er een piano die die wat extra cachet toevoegt (“White Line”).
“Het is niet voor iedereen”, verontschuldigt Neil Young zich welhaast in de liner notes. Misschien wel, maar als deze F##in’ Up één ding toont, is het wel dat Neil Young & Crazy Horse ook na al die jaren nog met het heilige vuur staan te musiceren.