In de Amerikaanse komische reeks Community zit een aflevering waarin een van de hoofdpersonages geobsedeerd raakt door de vraag of Nicolas Cage nu een goede acteur is of niet. Hij bekijkt maniakaal elke prent met Cage en glijdt langzamerhand af naar Cage-achtige gekte. Dat u wellicht precies weet wat dat laatste wil zeggen, vertelt al iets over de acteur die inderdaad tot geweldige dingen in staat is – Leaving Las Vegas, Mandy of Raising Arizona bijvoorbeeld – maar in zijn lange loopbaan ook wel in de nodige draken heeft aangetreden, zoals recent nog in het schabouwelijke Renfield. Maar … dat u weet wat die gekte wil zeggen, illustreert dat Cage steeds ‘zichzelf’ als een soort ‘merk’ weet te integreren in alle rollen die hij speelt. Dat hij daarbij de neiging heeft personages te kiezen met een vijs los, helpt natuurlijk, en dat is absoluut het geval in The Surfer.
De premisse is doodsimpel: een brave zakenman en zijn zoon willen op een idyllisch stuk strand gaan surfen en worden door de lokale bewoners brutaal weggejaagd, waarna de situatie uit de hand loopt en tussen beide partijen een grimmige vete ontstaat. Regisseur Lorcan Finnegan – een nobele onbekende – zet alles op als een duidelijke hommage aan Australische new-wave-prenten zoals Long Weekend en The Cars that ate Paris, waarin de wrede natuur of plaatselijke bewoners de protagonisten terroriseren. De cinematografie en composities verwijzen meer dan eens naar die oude voorbeelden, zonder dat alles verglijdt naar een pure pastiche zonder eigen ziel. Opvallend is vooral dat daar ook nog een interessante extra laag aan wordt toegevoegd. Onder de genre-elementen zit immers ook een verhaallijn verborgen over mannelijk machismo, dito onzekerheid, zelfbegoocheling en existentiële midlifecrisissen. In tegenstelling tot wat de al te sensationele trailer liet vermoeden, moet Nic Cage daarvoor niet helemaal over de rooie gaan. Zijn vertolking is – gezien de verhaallijn – eigenlijk behoorlijk gebalanceerd, al wil dat niet zeggen dat er niet een paar momenten zijn die de acteur toelaten om alle registers toch even open te trekken.
Het zou weinig zin hebben deze bescheiden film helemaal de hemel in te prijzen en zo onterechte verwachtingen te scheppen. Dat neemt niet weg dat dit een behoorlijk knap en evenwichtig werkstukje is dat weet te verrassen en er bovendien in slaagt om op te bouwen naar een climax die niet – zoals wel vaak het geval binnen dit genre – een gemakkelijke weg kiest en daarmee alles wat voorafgaat tenietdoet. Dit is gegarandeerd een cultklassieker in wording en bevestigt het gevoel dat Cage sinds The Unbearable Weight of Massive Talent (alweer) een nieuwe adem in zijn carrière lijkt te hebben gevonden.