Voor haar zevende album houdt Canadese singer-songwriter Basia Bulat opendeurdag. Basia’s Palace klinkt op vele niveaus ferm anders dan we gewend geraakt waren van haar. Dat heeft zo zijn redenen, zo blijkt, maar mondt dat uit in goed album?
Was dat even schrikken, enkele maanden terug, toen Bulat “My Angel” loste als lead single voor haar zevende album. Het bleek een plastieken onding met goedkope artificiële electrobeats dat verbijsterend moeilijk te verzoenen viel met haar eerdere werk. “Baby”, de tweede single, toonde geen beterschap. Met het aantal keren dat ze hier het woord “baby” zingt in het refrein, zou je nog geloven dat Justin fucking Bieber, tenslotte ook een Canadees, er een hand in had.
Akkoord, haar evolutie van het achteraan-aanschuiven-indiefolkprinsesje dat ze in het begin van haar carrière in 2007 nog was naar volwassen singer-songwriter met eigen smoel die creatieve keuzes durft te maken, kon ze over zes albums duidelijk maken. Op haar vorige worp, The Garden uit 2022, gaf ze haar eigen songs een makeover – kan tellen als blijk van artistieke visie en durf. Wie haar volgde, leefde dus wel met enige verwachtingen naar een volgende release toe.
Afgaande op “My Angel” en “Baby” leek Basia’s Palace op weg naar een sisser van formaat, vol zielloze platitudes. Toen kwam met “Disco Polo” de clou van die keuze om alles wat voorafging zo glad en poppy te maken. Dat zit als volgt: disco polo, een Poolse eurodance-spinoff van Radio 2-niveau, blijkt de favoriete muziek van haar vader. Via dat “Disco Polo” verwijst Basia’s Palace dus naar haar nest in de Poolse diaspora in Canada. Moeder speelde gitaar en vader had zijn disco polo: ze zingt het ook zo letterlijk, in het Engels én in het Pools.
Het heeft iets van een vergeelde familiefoto, dat portret van haar jeugd. Die aardige brok nostalgische indiepopfolk eindigt meteen met voorsprong als beste song op Basia’s Palace. In het licht van dat gegeven bloeit voorbij dat moeilijke duo “My Angel” en “Baby” een aardig werkje open. “Spirit” heeft wel iets van “Tall Tall Shadow”, zonder die geestdrift die dat nummer typeerde op Tall Tall Shadow, ondertussen al twaalf jaar terug. Ook “Daylight” haalt een niveau dat de eerste acht minuten ontbreekt.
Er blijven evenzeer pijnpunten. Bulat maakt het zichzelf bijvoorbeeld moeilijk door haar concept maar negen songs te gunnen. Dat is pijnlijk duidelijk niet genoeg om een blijvende indruk te maken met een concept dat meer verdiende. Verder doet ze zichzelf geen cadeau door haar album af te sluiten met “Curtain Call”, dat nogal opzichtig het sentiment van Sinatra’s “My Way” of ABBA’s “The Winner Takes It All” imiteert.
In de geest van het kind en het badwater is het wijselijk om de context van Basia’s Palace te onthouden. Nu komt er natuurlijk zo veel muziek op ons af dat het moeilijk is om te overtuigen, los van context en concept. Had Bulat nu maar dat mooie “Disco Polo” als lead single en albumopener gebruikt, dan had een rondleiding door haar paleis wellicht beter uitgedraaid. Iets beter, maar niet veel.