Secret City, 2010
Door een vreselijk euvel in mijn universitaire opleiding ben ik
vergeten Canada te associëren met oude helden als Neil Young en Michael
Klukowski, en spoel ik tegenwoordig gal door met gemixte Mapple
Leaf als ik aan Margaret Atwood en consorten denk. Het kan
verkeren. Dat Vancouver onlangs mooie momenten bracht is genoegzaam
bekend (die domme Hollander!), vandaag is het Toronto
presents: Basia Bulat. Haar debuut ‘Oh My Darling‘ was in
huize Delafontaine door de mazen van het net geglipt , voor
nieuweling ‘Heart Of My Own’ waren we des te aandachtiger.
Basia Bulat heeft veel van wat we in een vrouw liefhebben: haar
zoetgevooisde stem, haar frêle looks en haar voorliefde voor
tederheid die van haar soort mijn levenswerk maakt. Anderzijds werd
ik er onlangs van beticht nooit naar vrouwenmuziek te luisteren, en
ik moet toegeven dat ik meer arbeidsvreugde vind in een plaat van
Warren Zevon dan in een cd van Björk, hoezeer ik die
laatste ook mag smaken.
Basia Bulat is dan ook nog eens het soort vrouw dat ik in de
muziekwereld het liefst van al mijd om diverse redenen, die altijd
hier op neerkomen: ze is Patti Smith niet. Toch heb ik me de moeite
getroost om dit schijfje onder de recensiehamer terecht te laten
komen. Er moet wat aanlokkelijks onder onze zon liggen.
Al tijdens de eerste noten van ‘Go On’ gooit Bulat haar troeven op
tafel. Een zachte staccato, aardige tempowisselingen, sensueel
getokkel en een vervlogen geluid dat ons aan Joni Mitchell 2.0 doet
denken. Een nieuwe herfstdag, een alleraardigst geluid, al blijft
het wel folky en kregen we ‘Kanneke, Kanneke’ toch nooit volledig
uit ons hoofd. Bij ‘Run’ (en later ook tijdens ‘Walk You Down’)
zocht Martha
Wainwright zich een weg naar onze linkercortex, omdat Bulat
Laïs inruilt
voor de soul van de sixties.
Het is allemaal al lang niet wereldschokkend meer en in een
slechtere bui zouden we het zelfs nauwelijks ons langzaam maar
zeker groeiende oorhaar laten rechtzetten, maar vandaag is het
vreugdevoller dan wat het weer, het voetbal of het leven in het
algemeen ons recentelijk geschonken hebben. Je hoort in alles wat
Bulat doet dat ze gelukzalig weet waar ze mee bezig is, iets waar
we enkel jaloers een whisky op kunnen drinken.
Ook ‘Sugar & Spice’ is meer soul dan folk en toch ingetogen
lief, in plaats van rabiaat vrijgevochten, net zoals ‘Heart Of My
Own’ rustig voortkabbelend is. Het is altijd lente in Toronto.
‘Sparrow’ is ook ongedwongen, maar voor ons wat te veel ‘stilstaan
is niet noodzakelijk achteruitgaan’ en te veel Freya Piryns. Pakweg
‘Gold Rush’ culmineert echter ondanks zijn très folky
inzet in een aanstekelijk up-temponummer. We zouden een flauwe
woordspeling met ‘rush’ kunnen maken, maar houden het er op dat we
op dit vroege uur de tweede sofa links van ons vastnamen om er een
boerencharleston mee te dansen. Binnenkort op uw
facebookwall!
Op dat moment hadden we het eerlijkheidshalve wel een beetje gehad
met dit cd’tje, en was de nood aan een shot Slayer hoger dan ooit
tevoren. Het hielp ook al niet dat ‘If Only You’ ons aan een
boombal op een festival als Ten Vrede deed denken, en aldus voor
een licht onwelriekend gevoel in de lage onderbuik zorgde – daar
waar onze stoma langzaam openscheurt – of dat ‘If It Rains’ gewoon
nog eens oude soul met een jong prinsessenstemmetje was. Altijd
goed in het genre, maar nooit doorlopend boeiend.
Zo ook ‘The Shore’, dat met de getergde soulstem van Bulat wel
perspectieven biedt voor een interessant antwoord op Cash wanneer Bulat 75
is, maar nu toch niet veel meer dan nog eens hetzelfde was. Bulat
bespeelt opnieuw een ander instrument – we hoorden onder andere
banjo’s, ukelele’s, violen en zelfs een autoharp – maar het klinkt
nooit heel erg anders.
We onthouden Tom Coninxgewijs nog dat alle ingrediënten die we niet
altijd even goed smaakten toch perfect cocktailen in ‘One More, For
The Dollhouse’ en dat ‘I’m Forgetting Everyone’ erg aangenaam
luistervoer betekent, al was het maar omdat de Jeroen Brouwers in
ons de frase wel kan smaken. Basia Bulat maakt muziek voor een
niche die niet altijd de onze is, maar als het in een moment van
dolce far niente pas geeft, mag ze altijd eens in ons oor
komen fluisteren.