Tussen het eerste en het tweede album van Darkside zaten acht lange jaren, het derde Nothing komt er na ‘amper’ vier jaar wachten. Ten tijde van het vorige album waren we net bekomen van het eerste Trumptijdperk, vandaag zit Trump er opnieuw en dreigt het grote Niets. Er is niets écht veranderd, de darkside heerst nog steeds – gelukkig ook in de muziek, want Nothing is opnieuw een album om duimen en vingers bij af te likken.
Nog steeds serveren muzikaal enigma Nicolás Jaar en multi-instrumentalist Dave Harrington ons geen hapklare popbrokken, maar wel stoorzenders in stereo. Op dat gebied blijven ook zij hetzelfde, maar de heren hebben hun aanpak opmerkelijk veranderd. Weg zijn de ellenlange jams van het debuut, weg is het aftasten in de leegte uit het tweede album. De eerste vijf songs tikken nog steeds tegen de zes minuten aan, maar tellen allemaal genoeg materiaal voor drie aparte songs, dat maakt dus grofweg vijftien songs op dertig minuten. Je zou van minder gaan duizelen.
Steek het gerust op de komst van Tlacael Esparza, jazzdrummer en ontwerper van instrumenten en software om die te bewerken – met zulk een profiel is het haast vreemd dat hij niet al langer deel uitmaakt van de band. Nu, wanneer een duo een trio wordt, bestaat het gevaar dat de hele relatie verandert en is het soms zoeken naar een nieuw evenwicht. Maar Darkside handelt niet in evenwicht. Nothing bulkt van de energie en gaat recht op het doel af. De vorige albums waren oefeningen in loslaten, nu pakken ze ons meteen vast: dansen moeten we doen. Wat Esparza doet is een onverbiddelijke groove toevoegen, een stuwende vaart, en dan vooral in de eerste helft van het album.
Opener “SLAU” covert Nina Simones “Baltimore” maar als ik het niet in een interview had gelezen had ik het ook niet geweten. Net zoals met hun Daftside-herwerking van Daft Punk laten ze geen spaander heel van het origineel. Dit neigt naar dubreggae met jazzdrums, doorsneden met ruis en uitgekristalliseerde angstkreten. Goed slapen doen we dankzij het nieuws al een tijdje niet meer, maar dit is het spul waar angstdromen van gemaakt worden. “S.N.C.” is getooid met een onverbiddelijke funky groove, een pompend ritme, met daarboven – kan het anders? – verknipte lyrics en sprankelend gitaargetokkel. “American References” danst van flessengerinkel als een ratelslang in een mescalfles en geeft ons, net als die onder een Californische zon geblakerde jam “Are You Tired? Keep On Singing)” een broodnodige adempauze.
“Graucha Marx”, het ultieme hoogtepunt, komt als patsklangboem-stamper recht uit de koker van Tom Waits, waarna het geheel ontspoort in een regelrechte dansstamper. De drums roffelen, de boel mag weer stilvallen en we blijven over met een bommetje waar Buraka Som Sistema jaloers op zou zijn.
Na deze tactiek van de verschroeide aarde neemt de band gas terug met vier kortere nummers. Ze als ‘gefocust’ bestempelen is te ver gaan, maar ze schieten ook niet alle kanten op. “Hell Suite pt.I” en “pt. II” zijn jazzy en simpelweg mooi. Hier schuilt geen gevaar om de hoek en daarom zijn ze meteen ook de minst spannende nummers op het album – maar een beetje rust kan ook al eens geen kwaad. “Heavy is Good For This” is ook weer een eenheid van tegengestelden: etherisch strummen mag bijwijlen ontaarden in noise en afsluiter “Sin El Sol No Hay Nada” is zelfs nog extremer wanneer de ambient explosief aan flarden wordt gescheurd. Going out with a bang, heet zoiets dan.
Niets heeft zoveel betekenis. Niets is zaligmakend, niets is wat het lijkt, er is niets mis, maar niets verandert ook niet ten goede. Darkside keek voor ons in het Grote Niets en bracht het grootse Nothing mee. Alles zit juist.