Britser dan buttered scones en even universeel als down to earth: Antony Szmierek is het op zijn debuutalbum Service Station At The End Of The Universe allemaal tegelijk. Het is de bevestiging van wat we van hem hadden gezien op Eurosonic.
Eerst de olifant de kamer uitjagen: het eerste waar je bij een kennismaking met de muziek van Szmierek aan denkt is The Streets – dat heb je nu eenmaal wanneer je puntige pointes over het leven in alledaags Engeland zingrapt. Szmierek is echter meer dan een kopie, en hij legt zijn eigen accenten: meer club dan pub, meer gentleman dan geezer. Hij mengt in zijn geluid toefjes acid house, UK Garage en drum-‘n-bass met het psychedelische Primal Scream van Screamadelica en net als bij Fred Again.. vormen zijn songs sneden uit het dagelijkse leven – zonder sampler dan, maar met heelder zelf geschreven tableaus.
Dat de nadruk op deze plaat zozeer op tekst ligt, is een uitloper van Szmiereks parcours. Jarenlang was hij leraar Engels op een middelbare school, en wanneer hij ‘s avonds geen romans schreef, schuimde hij open mics voor poëzie af. Het directe contact met het publiek en snelle effectbejag dat hij sorteerde met zijn absurdistische observaties (imagine what the pharaohs could’ve done with a four day workweek and a three finger Twix, iemand?), dreef hem richting songschrijven en muziek.
Niet dat de auteur en de dichter compleet verdwenen zijn. Daarvoor zit er te veel literatuur en sciencefiction in dit album. De titeltrack en de in pianohouse badende doorbraaksingle “The Hitchhiker’s Guide To The Fallacy” verwijzen ondubbelzinnig naar Douglas Adams. De opener en titeltrack stelt de personages voor: er is een vrijgezellenfeest, een stelletje verwikkeld in een liefde die het ongemak nog niet ontstegen is en er is de yogaleraar die verderop een hoogtepunt krijgt toebedeeld in “Yoga Teacher”. Op zich voelt het niet zo speciaal aan, maar met die baslijn en die kleine eightiessynthmedlodieën is het wel oh zo verslavend. Ondertussen zit ook Szmierek als observator in de les en is hij de ‘downward-facing class traitor’ door zich niet op de ademhaling te concentreren, maar op het meisje met de tattoo van een kompas op haar enkel. Geef hem eens ongelijk. En ook de andere personages komen terug: “Big Light” focust in op het koppeltje verstrengeld in een poging tot onhandige romantiek: ‘I kissed you under the moon I thought, but it was actually just one of those big bright lights.’ Het is grappig, maar nergens ironisch; het is het vieren van de schoonheid in het alledaagse.
Het gaat over het leven als een tankstation, waar niemand iemand is en tegelijk iedereen kan zijn wie hij wil. De ondraaglijke lichtheid van het anonieme leven kietelt de creativiteit en zo wordt zelfs een lelijk piramidevormig gebouw in Stockport gesublimeerd (‘a reincarnated insurance headquarters, now an indian restaurant, the possibilities are endless, if you can imagine it, it can exist’).
Vele verhalen spreken vanuit de ik-persoon, maar je weet nooit welke ‘ik’ dat is. Overal is Szmierek immers als intern perspectief aanwezig in zijn eigen verhaal. Hij is de feestneus die tijdens prijsbeest “Rafters” midden op de dansvloer de scène laat bevriezen en filmisch inzoomt op de laatste snipper confetti die van de dakbalken naar beneden dwarrelt. Hij is de berouwvolle clubber uit het ingetogen “Restless Leg Syndrome” maar toch levert hij een dansplaat af. Niemand is zwart-wit en dat hoeft ook niet. Het leven is een schimmenspel en Szmierek is een clevere kerel, hoewel ook hij voorlopig niet het antwoord kent op de ultieme vraag over het Leven, het Universum, en Alles. Zolang de zoektocht boeiend blijft, deert dat niet. ‘Don’t panic’, alles komt goed, zoals in afsluiter “Angie’s Wedding”, waarin alle personages opnieuw samenkomen in een euforische synthstamper.
Er zit véél in Service Station, en de combo tussen taal en muziek werkt wonderwel. Dit is clubben op Claus, dansen op Deelder en slowen op Shakespeare, maar nergens wordt het pretentieus. In sommige nummers pakt dat beter uit dan op andere, maar nergens valt hij echt door de mand. Service Station is een even fijn luister- als dansplaatje waar oprechte emoties als euforie en weemoed het hoogste woord krijgen.