Nog voor Maestro van Bradley Cooper goed en wel een eerste trailer in roulatie had gebracht, was er alweer een onnodige controverse op het internet over het feit dat Cooper, om in de huid te kruipen van componist Leonard Bernstein, gebruik gemaakt had van een neusprothese die door de nodige schreeuwlelijkerds op sociale media meteen gelijkgesteld werd aan antisemitisme. En dus moesten de erven en familie van wijlen de artiest achter onder andere West Side Story, On The Town en de operette-adaptatie van Voltaires Candide publiekelijk de verdediging van de acteur op zich nemen door te verklaren dat Cooper nauw met hen had samengewerkt, alle artistieke keuzes besproken waren en Bernstein nu eenmaal inderdaad een vrij opvallende neus hád.
Wanneer we de zoveelste uiting van dat soort onzin even aan de kant schuiven, kunnen we de deze biopic – een genre meestal geplaagd door te veel focus op drama en te weinig op wat de persoon in kwestie memorabel maakt – op zijn eigen merites taxeren. Cooper stapte na een carrière als succesvol acteur een aantal jaar geleden ook voor het eerst in de regiestoel met een nieuwe – en aan de kassa zeer lucratieve – versie van A Star Is Born en zit met deze opvolger opnieuw in de wereld van de muziek, iets wat je zou doen verwachten dat er een zekere vertrouwdheid mee gepaard gaat. Dat is ook zo, maar het is duidelijk dat Bradley Cooper zich daar niet comfortabel wil in nestelen en in tegendeel een meer gedurfde kaart trekt dan in zijn al bij al vrij conventionele eersteling.
De opening is typisch voor dit soort films, met de oud geworden Leonard Bernstein die een interview geeft, maar dan is er een montagesprong naar een verduisterde kamer, wordt het beeld vierkant en zwart-wit en moeten we enkel door het opsteken van een sigaret begrijpen dat het om dezelfde persoon gaat. Wat volgt heeft als rode draad zowel de relatie tussen Bernstein en zijn vrouw Felicia (Carey Mulligan) als ’s mans carrière, maar is niet opgebouwd – althans toch niet voor het overgrote deel – als een klassieke kunstenaarsbiografie. Wisselend van digitaal zwart-wit naar kleur (weliswaar allemaal eerst geschoten op Kodak pellicule door Matthew Libatique, vaste DP van Darren Aronofsky) snijdt de film jachtig heen en weer tussen scènes, muziekstukken en relationele momenten, bijna alsof we ons metaforisch gezien in de geest bevinden van iemand die creatief met muziek aan het werk is. Die aanpak geeft Maestro een bijna muzikale ritmiek, waardoor dit een film is die inhoudelijk niet echt gaat over het oeuvre van Bernstein – al weerklinken er uiteraard genoeg fragmenten op de geluidsband – maar in vorm wel probeert het onderwerp naar film te vertalen. Af en toe wordt het allemaal wat te maniëristisch (Cooper schuwt de hele grote gebaren duidelijk niet) en naargelang de film vordert, glijdt alles dan toch uiteindelijk wat al te veel af naar het geijkte melodrama waar dit soort portretten al te vaak onder lijdt. Een geslaagde poging die gerust nog wat meer durf had mogen aan de dag leggen om de gemaakte keuzes ook compromisloos door te zetten.