Patrick Duynslaegher, voormalig Knack-recensent en de gewezen artistiek directeur van Film Fest Gent, looft Marco Bellocchio steevast als een van de origineelste figuren uit het Europese arthouse-circuit. Bellocchio, die aanvankelijk filosofie en op latere leeftijd schilderkunst studeerde, vatte als jonge twintiger voor het eerst post in de regisseursstoel. Hij wist zich op te werken binnen het filmlandschap, waar hij uitgroeide tot een van de peetvaders van de politiek geladen Italiaanse cinema.
Tegenover Bellocchio’s snoeiharde maatschappijkritiek bleef geen enkel heilig huisje overeind. Of het nu ging om een genadeloze doorlichting van het opvoedingssysteem uit de jaren ‘50 in Nel Nome del Padre, het uit de doeken doen van de ontvoering van en moord op oud-premier Aldo Moro in Buongiorno, Notte of een weinig gekende episode uit het leven van Benito Mussolini beschrijven in Vincere, Marco Bellocchio zat nooit om een schandaal of het sneuvelen van een taboe verlegen. De generatiegenoot van Bernardo Bertolucci was gedurende zijn omvangrijke carrière zelden vies van een beetje controverse en ook op zijn oude dag schuwt hij de gevoelige onderwerpen of hete hangijzers niet.
Dat blijkt eens te meer uit Bellocchio’s gloednieuwe film die al langs verschillende gerenommeerde festivals passeerde. Rapito gaat over een jonge telg uit een kroostrijke Joodse familie die anno 1858, in opdracht van Paus Pius X, met veel machtsvertoon wordt weggerukt bij zijn ouders. Een nietsvermoedende huishoudster zou het joch hebben gedoopt, toen hij als baby geveld werd door een schijnbaar levensbedreigende ziekte en daarmee zonder enig besef het kind hebben bekeerd tot het katholicisme. Dit ritueel en het incident dat daarop volgde, beroerde de publieke opinie en zette kwaad bloed tot ver buiten de Italiaanse landsgrenzen. Terwijl het radeloze echtpaar hemel en aarde verzet om de terugkeer van hun kind te bewerkstelligen maar op een muur van onbegrip stuit, begint de religieuze heerschappij de eerste tekenen van verval te vertonen.
Rapito is losjes gebaseerd op het boek Il caso Mortara van Daniele Scalise. Het op ware feiten gesteunde verhaal kwam eerder al in het vizier van Julian Schnabel en Steven Spielberg, maar het is Bellocchio die aan het langste eind trok en het negentiende eeuwse Bologna treffend tot leven wekt. De plot schonk hem naar eigen zeggen de mogelijkheid om enkele kwesties aan te pakken die de filmmaker nauw aan het hart lagen.
De internationale coproductie Rapito staat in schril contrast met Marco Bellocchio’s vorige prent: de beklijvende documentaire Marx Può Aspettare (Marx Can Wait), waarin de tweelingbroer van de cineast centraal stond, die zich in 1968 van het leven beroofde. In Rapito gaat veel aandacht naar de historische context van de film, in tegenstelling tot in de voorganger. Al maakte Bellocchio daarnaast ook nog ruimte vrij om zijn verbeelding te laten werken. Voor de visuele aankleding en de decors liet hij zich inspireren door het pre-impressionisme uit de Italiaanse en Franse schilderkunst. Bellochio gebruikt strak afgemeten beeldkaders en een bombastische score om het melodrama extra kracht bij te zetten. De onvermoeibare regisseur demonstreert daarmee dat hij nog niks van zijn flair en energie heeft verloren en legt op vakkundige wijze een zoveelste donkere pagina uit de geschiedenis van de katholieke kerk bloot.