Jaloersmakend type, die Maarten Devoldere. Ondanks z’n winning streak als ceo van Balthazar besloot hij nieuwe kaarten te trekken. Zitten ertussen: Sylvie Kreusch van Soldier’s Heart, Jasper Maekelberg van Faces On Tv en hijzelf, in een nieuwe uitvoering. Drie azen.
Z’n oude hand kennen we – samen met de andere leden van Balthazar bracht hij pop-pin-upjes die gedwee maar zelfzeker de trappen naar Vlaamse oren bestegen. Op Thin Walls vond je beheerste clubbers (‘Bunker’ en ‘Nightclub’) en epische classics (‘Decency’), maar evengoed een bizar circusopvoerinkje (‘I Looked For You’). Dat laatste – met die zwalpende stem en de droge single note-gitaar – had het meeste Devoldere door de aderen stromen.
Nu is er Warhaus. In de steden, appartementen en boten waar Devoldere de afgelopen vijf jaar of wat heeft gewoond, gonsden eerst ‘Anderlecht’ en ‘Moreau’. De beide namen dongen een tijdlang naar de titel van dat nieuwe soloproject. Maar aan de vooruitgeschoven single ‘The Good Lie’ kleefde dan toch die Engels-Duitse coalitie.
Het is een naam die een zekere weerspannigheid doet vermoeden, en er is wat van aan. De liedjes op dit debuut laten zich niet zomaar aan pop arrangeren. Ze maken omwegen langs een aantal genres en flaneren van daar uit graag nog een eindje verder, heel easy en stoer. Daar komen flirts van. Met blues, soul en swing. En met chansons, natuurlijk – Gainsbourg en Birkin zijn nooit veraf.
Hier en daar stroomt ook jazz onder de oppervlakte, zoals in het tweeluik ‘I’m Not Him’ en ‘The Good Lie’. De loungy opener trekt de gordijnen toe, maar heeft de riem wel nog om. De tweede slaat het voorspel over: het is overlappende ledematen, trillende oogleden en zweet in klanken. Hoe dat gaat: Kreusch’ over elkaar gedrapeerde zanglijntjes haken in je ene oor, Maartens uitgewoonde stem raspt in het andere en ondertussen blijven trompet en percussie elkaar de zweep geven. Het geheel dampt als een verboden liefdesspel waarin de een de ander niet ontziet.
Toch is We Fucked a Flame into Being geen ál te losbandige plaat. Terwijl anderen, zoals Liesa Van der Aa, nog iets meer met composities durven te experimenteren, vallen hier alle nummers vrij snel thuis te brengen bij dezelfde romanticus met de ongekamde-ziel. “You want magic / Count me in / You want Jesus / Well I’m not him”. Laat dat laatste je niet bedotten: Arno Hintjens is niet de enige die weet hoe hij zichzelf moet cultiveren.
Misschien dat daarom niet alle nummers evenveel intrigeren. ‘Beaches’ en ‘Wanda’ hebben weinig méér te verkopen dan leuke grooves. Ook ‘Against the Rich’ is auditief minder interessant, maar zet elders opnieuw duidelijk de Devoldere-toon: “I’ve got one hand on a champagne drinking cunt / I’ve got the other up the ass of the establishment / And I can’t even distinguish which hand is which”. Hallo.
Complete stinkers zijn het dus niet. ’t Is gewoon dat de andere nummers béter zijn. ‘Leave With Me’ is een zwierig op-het-verkeerde-beenzettertje, met zoete weerhaakjes aan de eindes van strofes (“It’s about time / That you’re leaving / With me”). ‘Machinery’ is een waltzende sleper met samenzang op het voor- en een snurkende trompet op het achterplan. Kreusch’ langoureuze verzuchtingen omranden ‘Time and Again’ met een melancholisch vignetje, maar het nummer heeft evengoed iets kolderieks – Devoldere zingt van “quack quack quack” en even verder rollen een paar losse lettergrepen voorbij. Het zwoele escapisme van Real Estate spoelt aan en ebt weer weg.
Voor plakkers als die van Cohen of Cave heeft Devoldere de backcatalogue noch de jaarringen. Maar op z’n solodebuut heeft hij tenminste dit: tien zeer geslaagde stijloefeningen, waarvan enkele later gerust een best of mogen sieren.