… en de saga zet zich voort. Twintig jaar zijn de Portables intussen al in de weer met hun eigenzinnige metapop. De albumteller staat ergens tussen acht en een dozijn (bronnen spreken elkaar tegen), maar van artistieke droogte is voorlopig nog geen sprake.
De band was altijd al een randgeval en zocht dat ook zelf op. Te tegendraads en experimenteel om in het ciruit te belanden, maar soms ook te conventioneel, te gretig spelend met de traditie om als volbloed experimenteel project door het leven te gaan. Het is een spreidstand die al twee decennia meegaat en met wisselend succes aangehouden wordt. Met al die knipogen, referenties en zelfrelativerende grappen (ergens verwijzen ze nog altijd naar zichzelf als “(…) steadily becoming one of the most commercially successful and critically acclaimed acts in the history of popular music”) zit je goed bij een publiek dat er net zo’n grote platenkast op nahoudt en wel van een grap houdt, maar al dat wijsneus- en tongue-in-cheek-gedoe kan ook een vermoeiende oefening met een beperkte houdbaarheidsdatum zijn. Doe het met de juiste balans en het is verfrissend, maar een moment van onoplettendheid volstaat om er een gimmick van te maken. Het is een risico dat de Portables graag nemen.
Voor de nieuwe langspeler — door een speelduur van bijna tachtig minuten helemaal een correcte term — werd opnieuw alles in stelling gebracht om er een speciaaltje van te maken. Het kleurrijke artwork van Stijn Anseel lijkt al een ironische commentaar op de ‘high concept’-titel (een verwijzing naar de kwantummechanica, zoek het maar allemaal zelf op), maar er is meer. Vooruitgeschoven single “The Undercurrent” is een song van zeventien minuten. De titel van de albumopener is de meest geladen voornaam van de twintigste eeuw. Het nummer dat misschien het sterkst verwijst naar hun roots, die noemen ze “Cheese Also”. En zo gaat dat nog wel even verder.
Maar toch houdt het album muzikaal steek en dat door sterker dan voorheen in te zetten op eenvoud. De negen songs op The Killing Horizon zijn naar de maatstaf van de meeste andere bands stuk voor stuk minimaal, op het randje van het onderontwikkelde zelfs. Dat zorgt ervoor dat een eerste beluistering de aandacht van geconditioneerde muziekzappers snel zal doen afdwalen. Er gebeurt niet zo veel in die tachtig minuten. Wàt er gebeurt is gelukkig wel dik de moeite, en bij elke beluistering werden we dieper naar binnen gezogen in die merkwaardige democratie van de Portables, waarin lome bassen, ambienttexturen, krautklanken en dubgalm soms voor een totale hypnose zorgen.
Hier en daar is het een beetje verwant aan Inwolves, het trio rond Karen Willems waar Jürgen De Blonde ook deel van uitmaakt, maar de Portables missen dat duistere randje, blijven dichter bij de hoeskleuren en lome vibes die vanaf “Adolphe” een gezapig wiegend parcours volgen. Het is muziek met de blik gericht op een punt in de verte en waarin repetitieve figuren en simpele ritmes eindeloos kunnen aanhouden, gezelschap krijgen van sfeervolle blazers en pas naar het einde even uit hun evenwicht gebracht worden door rafelige gitaareffecten. De minimale aanpak van “G8 Lie” bouwt daar consequent op verder, met schimmige effecten, een aanhoudende synthetische beat (even loert “Crockett’s Theme” om de hoek) en gaandeweg keyboardklanken uit de kosmische traditie van de jaren zeventig.
Pas na een kwartier — ergens in de slome indiepop van “Schrödinger’s House” — duiken er stemmen op, maar die zijn verder dungezaaid. Enkel in “The Undercurrent” komt de praatzang terug. Voor de rest blijft het bij spaarzame gitaar-, bas- en ritmemotieven en keyboards/elektronica, waarmee ze je de hypnose in wiegen. Het heeft even iets van een compleet uitgebeende Tortoise, met dubby accenten die vanaf het toepasselijk getitelde “Dub Ist Alles” compleet met aangedikte drumecho’s in de verf gezet worden. Het middenluik van de plaat bestaat zo uit vier lange stukken die samen al goed zijn voor vijftig minuten van de speelduur. En terwijl de band in “Flow Means Dull Means Angry” belandt bij een shruti box/Shankar-sfeertje, zoekt “Contrapunk” het bij een gejaagde update van Kraftwerk, Tangerine Dream of Klaus Schulze.
Dan nog het compacte vullertje “Also Cheese” en afsluiter “Oliver”, dat terugkeert naar de lome bassen en loungy blazers van de opener en zo de cirkel rond maakt. de Portables is na twintig jaar saboteren nog altijd niet toe aan een normale koers en dat siert het kwartet. Het is een band die resoluut is blijven gaan voor z’n eigen ding en er eigenlijk z’n niche op gebouwd heeft. The Killing Horizon is lang, té lang, maar waarschijnlijk is dat net de bedoeling. In tijden van vluchtige indrukken, ongedurigheid en schuilen achter eindeloze studio-ingrepen, is dit album eigenlijk een opluchting en een statement van formaat. En alle ongein en relativering ten spijt, zijn we er allemaal op uit om iets na te laten dat herinnerd zal worden. En iets zegt ons dat deze plaat niet enkel de tijd beter zal doorstaan dan het gros van wat dezer dagen op de markt gegooid wordt, maar ook beschouwd zal worden als een van hun beste worpen.
de Portables stellen hun nieuwe plaat vandaag voor in De Warande (Turnhout) en morgen in de 4AD (Diksmuide). Op 12 mei trekt het kwartet naar Den Hemel (Zichem) en op 20 juli speelt het gezelschap op Boomtown (Gent).