Geen moment zo gepast voor live muziek als de feestdagen. Terwijl de helft van het land nog ligt te bekomen van de eindeloze slemppartijen, is de nood aan een muzikaal verzetje het hoogst. Gelukkig zijn er nog die dwarse geesten die noest blijven doorwerken. In het Gentse S.M.A.K. presenteerde Citadelic zijn eerste concertavond van het jaar, een double bill voor liefhebbers van het vrije werk.
In het geval van Karen Willems is die ‘vrij’ geen beknopte vertaling van freejazz, want de ongedurige uit Maldegem opende een tijd geleden al de deuren naar een persoonlijk, kleurrijk universum waar het instinct regeert, maar de referenties te talrijk en te breed zijn om op één genre vastgepind te kunnen worden. Gezeten op de grond, omringd door een paar kruiwagens materiaal, maakt Willems een reis door een bonte wereld van mogelijkheden. Daar komen duister gebrom en loops aan te pas, maar het gaat vooral om een feest van de aanraking, van vingers die metaal, hout en plastic beroeren en aanporren.
Op de achtergrond werd er werk geprojecteerd van Forensic Architecture, een multidisciplinair team van wetenschappers en artiesten die hoogtechnologische processen gebruiken om o.a. het gebruik van excessief (en al even hoogtechnologisch) geweld aan te klagen. Terwijl je helemaal in een visuele trance gewiegd werd door de reconstructie, precisie en impact van een drone-inslag, contrasteerde Willems met een beweging op de tast en dat met behulp van allerlei instrumenten (een pauk, pockettrompet,…) en objecten (schalen, een fietswiel, strijkstok,…). Er waren onderdelen – een geloopt motiefje of aanhoudend ritme – die even zorgden voor een tijdelijke coherentie, een hoofdstuk in een groter geheel, maar ze waren van korte duur, want Willems bleef op wandel tussen de mogelijkheden.
Wie daarbij veel houvast wenste, was eraan voor de moeite, want voorspelbaarheid en gemakkelijke jams zijn niet zo haar ding, gaan te snel vervelen. In plaats daarvan werd het zoeken met een kinderlijke onbevangenheid, regelmatig met een brede glimlach op het gezicht. Vrije improvisatie, muzikale etnografie-met-industriële-toets en sound design wentelden een goed half uur rond elkaar in een diffuse zone die ondanks de grote vrijheid helemaal Karen Willems was.
*
Samen met mijn gezellen Patrick en Chris
maak ik deze wonderbare reis.
Tegendraads
scherp aan de wind
zeilen we naar de zon.
En onverhoeds,
verschijnt een regenboog en een
palet van kleuren,
terwijl duizend klankflarden
de hemel vullen
met nieuwe geluiden, tekens
en eeuwige gebaren.
Woorden van schilder, beeldhouwer en bassist Paul Van Gysegem bij Boundless, het album dat deze Vlaamse pionier van de vrije muziek in 2017 uitbracht met collega’s Patrick De Groote (trompet, bugel) en Chris Joris (drums, percussie). Het is meteen ook een mooie samenvatting van de opmerkelijke synergie die plaatsvond; eentje die, net als bij andere bezettingen die steek houden, actie en reactie in evenwicht houdt, zowel zinspeelt op een creatieve daad (de muzikanten maken de reis, en ze doen dat bewust), als op de rijkdom die zich gaandeweg aan hen openbaart en betekenis krijgt. Er leken een paar afspraken te zijn, maar dat ging dan meer over wie zou starten met wie, en op welk instrument, dan over een stilistische koers of een opgelegde structuur. Net als bij Karen Willems regeerde de vrijheid, ook al werd de speelzone bevolkt door drie participanten.
De eerste improvisatie, meteen goed voor een kloeke twintig minuten (terwijl de stukken op het album varieerden tussen drie en acht minuten) eindigde zoals ze startte: met de gestreken bas van Van Gysegem. Die kreeg al snel gezelschap van De Groote, die vaak gebruik maakte van dempers, wat zijn insteek een intieme, lyrische flair gaf. Hier geen bruut geklieder, maar een meer genuanceerd beeld, waarin soms wel kwieke spurtjes of abrupte wendingen opdoken. Het is ook altijd even wachten hoe de akoestiek van een ruimte reageert op de muziek, maar daar werd verstandig op ingespeeld, ook door Joris, die zich aanvankelijk vooral focuste op de cimbalen en die langzaam liet zinderen door de ruimte. Het werd een muzikaal gesprek met Van Gysegem als voortrekker, waarin soms verrassende harmonieën opdoken, terwijl Joris beweeglijk door en rond de interactie borstelde.
Dat je te maken had met ervaren muzikanten, bleek ook uit het geduld dat tentoongespreid werd. Hier geen drang om te epateren, de luisteraar te bedelven onder een onophoudelijke stroom van ideeën. Integendeel: Joris ging af en toe eens op wandel en De Groote zette een stap opzij. Dat gaf de muziek regelmatig een soberheid, bijna op het ascetische af, die van het concert een soort van ritueel maakte, zeker wanneer Joris die statigheid ook liet horen via een stel schaaltjes of drumwerk dat de interactie van (en met) zijn kompanen op een elegant verhoogje plaatste. En zo slalomde het trio van ingetogen, haast etherische momenten (zeker wanneer De Groote de zachtere bugel bespeelde), naar woeliger zones met ruwere, expressieve vegen, een grillige potten- en pannensound of een mooie wending, zoals toen Joris een dialoog aanging met Van Gysegem op een Afrikaanse handtrom. De bassist hanteerde zijn instrument als klankkast, waardoor het een percussieduet was tot de terugkeer van De Groote.
Ook hier geen exacte wetenschap en geen hoogtechnologische acrobatie, maar interactie van mensen met een eigen temperament die in het onbekende duiken (‘boundless’, inderdaad), zich bewust van de risico’s, maar ook van de momenten vol verrassingen en die ‘regenboog’ waar Van Gysegem het over had, die meer dan eens een halve cirkel van minstens zeven kleuren door de ruimte trok. Een mooie start van het concertvoorjaar.
Het trio speelt op 11/1 ook in Cultuurcentrum Strombeek Grimbergen.