Olympia, Washington krijgt een oprisping: Sleater-Kinney. No Cities To Love is het achtste album van het vrouwelijke punk trio, en heeft een vacuüm van bijna een decennium op te vullen.
Stoppen was gemakkelijker geweest. Want tussen de laatste plaat (The Woods, 2005) en No Cities To Love zitten een kind (Corin Tucker), een cultserie (Carrie Brownstein en Janet Weiss) en een hoop muzikale nevenprojecten (alle drie).
Het is dus al indrukwekkend dat sommige songs op het nieuwe album zich kunnen meten met de beste op voorgaande Sleater-schijven. Ze zijn anders, dat wel. “The Fox”, “Dig Me Out” en andere geniale brulboeien van vóór die plaspauze van negen jaar hadden zoveel energie te kooien dat je de okselvijvers kon rúíken. No Cities To Love klinkt, in vergelijking, minder woedend wild, maar meer intens precies.
Misschien is de onstuimigheid waarmee Sleater-Kinney in 1994 opborrelde uit de koortsige subcultuur van riot grrrls gewoon niet meer nodig. Al heel wat gitaren grolden naar het patriarchale bestel en de meeste podia torenen al jaren boven de muren rond gender en genre uit.
Maar dus: intensere, aerodynamische nummers. Neem nu “No Anthems”, een nummer dat teert op een kaal beginarrangement, waarin Weiss’ galmende drums de centrale positie innemen. Drum en gitaar worden strofe na strofe opgejut door Tuckers gedempte, pinnige woorden en tegen de tijd dat het refrein is voorbijgeraasd, hangen er — als vanouds bij Sleater-Kinney — hele klodders spuug aan je oren. Maar elke drop is clean, bestudeerd, tot in zijn fijnste concentratievorm in kaart gebracht.
Het is die mate van detail en maturiteit die Sleater-Kinney toelaat te reïncarneren in een 2.0-versie van zichzelf. De nieuwe nummers zijn hoekig, dwars en luid (“Price Tag”, “Surface Envy”, “Gimme Love”), maar beheerst. Zelfbewust, ook. “Ja, wij zitten zwaar verveeld met dat brugpensioen, maar kus allemaal onze onderrug, wij zorgen voor de punch in je punk.” Het is letterlijk wat Tucker en Brownstein zingen op de gevaarlijk catchy meeknikker “Bury Our Friends”. Of toch bijna letterlijk.
Laten we “our own kind of obscurity” uitvinden, zingt Tucker elders op de plaat. Haar stem wikkelt het nummer in zo’n zoetzure frivoliteit dat iedereen zich plotsklaps laat misleiden: ík ben oud, niet Sleater-Kinney.
Een nummer kan de illusie niet in stand houden. Op “Hey Darling”, een welkomstwoordje aan de oude fans, tut Tucker haar stem op als een jong ding, dat de lippen tuit om zich met een pseudo-provocerend stellinkje te profileren. Daarbij flaneert ze op een al te gemakkelijk melodietje. Is het nummer een parodie op hun vroege, veelbesproken cover van Boston’s “More Than A Feeling”? Geen idee, maar het had niet gehoeven.
Op No Cities To Love shopt het trio enkel de meest frisse lyrics, originele hooks en opwindende bridges. En toch, en toch. Ooit passeerde iemands winkelkar langs dezelfde rayons. Misschien waren het The Slits, misschien was het Kinney zelf. Hoe dan ook: punk, new wave of wat dat krachtig feminiene geluid dat de laatste jaren ontbrak ook mag zijn, het heeft een nieuwe Sleater-Kinney nodig. Tot we die te horen krijgen, blijft deze Sleater-Kinney onze religie.