Na acht jaar wachten brengt Mark Lanegan opnieuw een plaat onder eigen naam uit. De avonturen die de man in de jaren sinds Bubblegum beleefde, zorgen voor een injectie van de meest uiteenlopende stijlen. Blues Funeral is daarmee de meest avontuurlijke plaat van Lanegan geworden.
Als er één rockbiografie is waar we naar uitkijken, dan die van Mark Lanegan. Het levensverhaal van de man kan op bepaalde vlakken tippen aan dat van Keith Richards, doorspekt met een flinke portie grunge –of onder welk hokje u Screaming Trees ook wil onderbrengen–, akoestische, in min of meerdere mate op blues geïnspireerde soloplaten, kleine en grote gastbijdragen aan album van uiteenlopende artiesten, gaande van Queens Of The Stone Age, over Soulsavers, langs Creature With The Atom Brain tot Isobel Campbell en Twilight Singers.
Op een kleine dertig jaar bouwde Lanegan op die manier een muzkale reputatie op om u tegen te zeggen. En nu, acht jaar nadat onder de noemer Mark Lanegan Band voor het eerst een full-cd verscheen, ligt Blues Funeral in de winkel, een (wat had u gedacht) donker vervolg waarmee — hier komt de verrassing — Lanegan zijn muzikale horizon nog wat verder opentrekt.
Dat zou ook een beetje gemakzuchtig zijn om na al die jaren met een voorspelbaar vervolg op de proppen te komen. Al zijn er, gelukkig misschien, enkele ankerpunten in de plaat voorzien, die maken dat Blues Funeral nu ook weer geen sprong in het diepe duister is. Opener “The Gravedigger’s Song”, bijvoorbeeld, waarop de Mark Lanegan Band als vanouds het scheurende gitaargeweld van stal haalt.
Daarna is Blues Funeral echter een grote legpuzzel van de meest uiteenlopende invloeden die, op wonderlijke wijze, toch tot een passend geheel gesmeed worden. Met dank aan de karakteristieke stem van Lanegan, die zowat in staat moet zijn water en vuur te verzoenen. De man roept in “Bleeding Bloody Water” immers herinneringen op aan de religieuze momenten die hij bij Soulsavers beleefde. “St. Louis Elegy” pikt aan bij The Twilight Singers, terwijl “Deep Black Vanishing Train” en “Riot In My House” respectievelijk zo van “Field Songs” en “Bubblegum” afkomstig hadden kunnen zijn.
Het meest in het oog springend is Lanegan op deze plaat echter wanneer hij de synthesizers vrij spel geeft. In “Tiny Grain Of Truth” gebeurt dat nog doorspekt met gitaarfeedback en in “Harborview Hospital” zijn eveneens Twilight Singers-invloeden waar te nemen. Het verst, én meest indrukwekkend, drijft Lanegan de vernieuwing echter door op “Ode To Sad Disco”, een -jawel- ode aan Keli Hlodverssons “Sad Disco”, waarin beats en gitaarlicks samensmelten tot een nachtelijk tafereel dat het midden houdt tussen treurnis en euforie.
Na ruim een kwarteeuw platen maken, lijkt Mark Lanegan steeds sterker te worden in zijn vak. Hoeveel van zijn generatiegenoten uit het noordwesten van de VS kunnen vandaag zeggen dat ze, net zoals Lanegan, nieuwe muzikale avonturen niet geschuwd hebben én op die nieuwe paden voor vuurwerk hebben gezorgd? Meer zelfs: vandaag lijkt Mark Lanegan scherper te staan dan ooit en met Blues Funeral heeft hij de muzikale lat van 2012 bijzonder hoog gelegd.
Op 2 en 3 maart staat Mark Lanegan Band, samen met Creature With The Atom Brain, in Trix. Beide concerten zijn uitverkocht.