In een vorig leven was Ray Raposa — dé man achter Castanets — een professioneel surfer. Nochtans zijn parelwitte stranden, gebronsde lijven en heldere oceanen niet het eerste waaraan In The Vines doet denken. Integendeel.
Ray Raposa roept met zijn door de rasp gehaalde zware stem en zijn akoestische gitaar juist de groezelige sfeer op van de vochtige hitte in een klein dorpje langs het bruine water van de Mississippi, geteisterd door de stank van het moeras en een zwerm enorme insecten. Veel krachttoeren moet hij daarvoor trouwens niet uithalen. Het sobere samenspel van zijn bijna ritmische zangstonden en enkele perfect gecombineerde gitaarakkoorden bewijst meteen dat ook het simpele mooi kan zijn.
Het is nochtans wat wennen aan al dat statische. Het tweespan Raposa-akoestische gitaar hobbelt namelijk rustig door alle nummers heen, waardoor ze bij een oppervlakkige luisterbeurt al eens hun zelfstandigheid kunnen verliezen, alsof je naar één enorm lang nummer geluisterd hebt. Nochtans heeft In The Vines meer te bieden, veel meer.
De globale sfeer van de nummers mag dan wel steeds dat hillbilly-gevoel uitademen, dat neemt niet weg dat ze een enorme evolutie doormaken qua spanning. Waar in "This Is The Early Game" de terughouding nog overheerst, haalt "Sway" hoe langer hoe krachtiger uit. De gitaren worden verleidelijk agressiever en de zangstonden steeds straffer.
Ook "Strong Animal" komt vervaarlijk pulserend de cd-speler uit. De percussie klinkt zo overtuigend dat je haast zou geloven dat er een horde stampende olifanten buiten staat, en af en toe zoemen er zelfs wat bijen voorbij. Zelfs Raposa klinkt hier als een geniepige schurk en wanneer het nummer plotsklaps met een sober trompetgeschal wordt afgebroken, rijzen spontaan enkele nekhaartjes de hoogte in.
Samen met de spanning gaat trouwens ook de rijkdom van het album in een constant opwaartse beweging, soms zelfs zo sterk dat het onvervalste hillbilly-geluid even wordt geïnjecteerd met meer hedendaagse invloeden. De combinatie van Raposa’s schuurpapieren stem en het ritmische electro-indie-thema waarop "And The Swimming" gebaseerd is, klinkt ronduit meesterlijk. Jammer genoeg kan dat niet meteen gezegd worden van de golf noise die schaamteloos over het ongecompliceerde gitaargetokkel van "Rain Will Come" heen walst.
De zoetste rijkdom op In The Vines is evenwel afkomstig van enkele subtielere bronnen. "The Night Is When You Can Not See" herbergt zo enkele betoverende harmonieën naar de hand van Castanets’ vrouwenkoortje en een paar fleurige pianoversierseltjes, terwijl "Sounded Like A Train, Isn’t A Train" wel heel geniepig een paar frivole gitaarpatronen verstopt.
Het zijn kleine zoetigheden die zich over het hele album achter de vervaarlijke sfeer verschuilen. Net die ingetogen frivoliteiten zorgen ervoor dat de plaat, ondanks haar statische karakter, keer op keer blijft boeien. Zie het als een muzikale schattenjacht.