John Parish is een van die vakmannen die zich maar al te comfortabel voelen in de schaduw van grote artiesten, en die als ze al eens voor het voetlicht treden dat licht zo hard mogelijk dempen. Is de stempel die de man die op platen van Eels (hij schreef naarstig mee aan Souljacker), Giant Sand, Sparklehorse en PJ Harvey zette even krachtig en smaakvol op zijn eerste "volwaardige" soloplaat? Wel, min of meer.
Eigenlijk is Once Upon A Little Time Parish’s derde solomoment. In 1999 schreef hij al de soundtrack voor de film Rosie van de Belgische regisseur Patrice Toye, en enkele jaren geleden bracht hij het instrumentale How Animals Move uit. Op Once Upon A Little Time maken woord en klank voor het eerst hand in hand een boeiende wandeling. Het heeft maar liefst vijftien jaar geduurd eer Parish nog eens zelf de microfoon ter hand nam. Een stem moet je dan ook niet echt verwachten, maar je blijft er wel naar luisteren. Vaak neigt Parish naar wat half gezongen gemompel, waarbij hij ons dan vooral doet denken aan het stemgeluid van Mark Linkous.
Parish nam de plaat op in zijn geliefkoosde biotoop, Italië. Dankzij wat producerswerk aldaar, leerde hij bassiste Giorgia Poli, producer Marco Tagliola en (onder andere pianiste) Marta Collica kennen. Zij vormen de kern van het bonte allegaartje waarmee Parish de plaat opnam. Voorts hielpen vrouw- en dochterlief een handje, net als Adrian Utley (Portishead), Jeremy Hogg (PJ Harvey) en Hugo Race (onder andere The Bad Seeds). Toch klinkt deze plaat niet als John Parish And Friends, maar als een echte groepsplaat.
Het zalige aan opnemen in Italië vindt Parish "dat iedereen er zomaar de studio in en uit loopt om eens een glas wijn te drinken, een paar olijven mee te pikken of wat gitaar te spelen." Die ongedwongen sfeer ademt Once Upon A Little Time inderdaad uit, een sfeer waartegen je de plaat ook kunt beluisteren. De twaalf nummers zijn kleine miniatuurtjes die Parish en co minutieus inkleuren, met oog voor detail maar zonder een penseelstreekje of franje te veel. Parish wilde een plaat maken die "soms serieus, soms frivool, soms mooi en soms lelijk" zou zijn. Dat zijn inderdaad de vier windrichtingen die deze plaat uit gaat, evenwel zonder het noorden kwijt te raken.
Parish laat Marta Collica’s piano de plaat bloedmooi instrumentaal openen in "Salò" — alsof je een naargeestig sprookjesboek opent — en die eer mag ze nog eens opstrijken halverwege de plaat in "Water Road". Daarna schrijdt hij bedeesd binnen in "Boxers", blues door de microfoon van PJ Harvey: Parish mompelt, tegen de achtergrond van een bas die de hoofdrol opeist maar toch bedeesd blijft, en gortdroge drums; een knappe vergelijking tussen fysiek geweld in een boksring en emotioneel geweld aan het einde van een relatie. Parish tilt het nummer met zijn prachtige gitaarmotiefje naar het niveau van de platen in onze eindejaarslijstjes van 2005. Mooi! Even straf zijn het mijmerende "Choices", en vooral "Somebody Else", de enige cover (van Kevin Hunter) op dit album, maar een streling als de beste Toscaanse wijn.
Soms mag het er ook wat steviger aan toe gaan: het aanstekelijke "Even Redder Than That" is zachte countryrock en "Even Redder Than That Too", het vuile, venijnige tweelingbroertje (Souljacker, iemand?). "Sea Defences" is een staaltje van productioneel vernuft (hoor in je hoofdtelefoon hoe er gejongleerd wordt met drums en gitaren), vooral als Parish en de zijnen er op het einde een droge lap op geven. Voorts is er nog de knappe, lelijke fuzzgitaar in het stekelige "Kansas City Electrician", waarna weer een mooi instrumentaaltje volgt.
Dat alles maakt Once Upon A Little Time tot een plaat die na enkele luisterbeurten geen seconde verveelt, maar wel oerdegelijkheid en vakmanschap uitstraalt. Parish schurkt vaak tegen Mark Lanegan aan, maar een Bubblegum die de wereld met verstomming slaat, moeten we van hem wellicht niet verwachten. Niet vanwege een gebrek aan talent, maar eerder omdat zijn ambities daar niet lijken te liggen. Aan u om uit te maken wat een prenataal verlies dat voor ons is.