Wie zich afvroeg waar Jason Molina zich mee bezig gehouden heeft na het einde van Songs: Ohia, ziehier het antwoord: prachtige nummers maken met zijn nieuwe band Magnolia Electric Co. What Comes After The Blues is het studiodebuut van deze band en gaat verder op het pad dat Molina al volgde met Songs: Ohia. Ons hoor je daarover niet klagen.
Dat de ene groep als vervolg op de andere gezien mag worden, daarover bestaat alvast geen twijfel: de groepsnaam Magnolia Electric Co is afkomstig van de laatste plaat van Songs: Ohia. Niet lang na het verschijnen van deze plaat in 2003, trad Jason Molina met zijn nieuwe groep op in Brussel. Dat concert werd opgenomen en eerder dit jaar onder de titel Trials & Errors uitgebracht in beperkte uitgave. Nauwelijks enkele maanden later volgt What Comes After The Blues, een plaat die we gemakshalve als echte debuutplaat kunnen beschouwen. En wat voor één.
What Comes After The Blues zou je nog het best kunnen omschrijven als een valavondplaat. Na een lange rit door een desolaat landschap ben je eindelijk op je bestemming. De zon verdwijnt, omsluierd door paarse wolkenslierten, achter de horizon. Een zoveelste fles nadert de bodem. De asbak raakt vol. Uit de luidsprekers kabbelt een prachtige melodie; die van "The Dark Don’t Hide It", bijvoorbeeld. Er hangt elektriciteit in de lucht. De laatste momenten voor de Bom valt, maar daar heb je nu nog geen last van.
"The Night Shift Lullaby", prachtig gezongen door Jennie Benford, stelt je helemaal gerust. Misschien valt de Bom vandaag niet? En als hij wel valt, tant pis. Het negenkoppige Magnolia Electric Co houdt de stemming op peil: zolang er muziek is, is er hoop. Dit is de plaat die JJ Cale vergeten te maken is. We vergeven het hem graag, want ondanks al zijn talent had het resultaat vast niet zo mooi geklonken als nu. Ook de geest van Neil Young waart door dit album: "Leave The City" had perfect op diens album Harvest gepast. Met "Hard To Love A Man" eindigt de eerste helft van dit album op prachtige wijze. Soms heeft een mens echt spijt dat vinyl niet meer dé standaard is waarop muziek uitgebracht wordt. Al was het maar omdat je dan twee mini-albums hebt, met begin en einde, in plaats van één lange rit, zonder rustpunt.
Kant twee, om in de sentimentele sfeer van dit album verder te gaan, opent sterk met "Give Something Else Away Every day". Ook in dit nummer zorgt de steel guitar, die op heel de plaat prominent aanwezig is, voor de finishing touch. Hoewel de band negen muzikanten telt, heb je nooit het gevoel overdonderd te worden. Alles gebeurt zeer subtiel. Zelfs als er electrische gitaren aan te pas komen, zoals in "The Night Shift Lullaby", dan scheuren ze zachtjes, weemoedig bijna. Ook zeer weemoedig, maar daarom absoluut niet minder mooi, is de viool in "North Star Blues", een nummer dat — moet het nog gezegd worden? — je rillingen bezorgt.
Het enige minpunt is "Hammer Down", een song die het niveau van de rest van de plaat jammer genoeg niet haalt, maar op zich nog steeds stukken beter is dan de overgrote meerderheid van de nummers die de winkelrekken halen. Gelukkig wordt er in stijl afgesloten met "I Can Not Have Seen The Light": een nummer dat, alleen al omwille van de titel, de perfectie benadert.
Wie het licht gezien heeft, stopt met zoeken en brengt zo zichzelf tot stilstand. Iets wat duidelijk niet opgaat voor Jason Molina en zijn Magnolia Elecrtic Co. Een eervolle vermelding trouwens voor Steve Albini die deze plaat producete (excuseer: opnam) en zo mee verantwoordelijk is voor één van de mooiste zomerplaten van dit jaar.