89 min. / USA
William Castle was een legendarische producent van
horrofilms tijdens de jaren vijftig, een showman bij uitstek die
alles zou doen om het publiek zijn zalen binnen te krijgen. Zo
produceerde hij films in “scream-O-vision”, waarbij skeletten van
het plafond naar beneden vielen en de stoeltjes begonnen te
schudden op gepaste momenten tijdens de film.
‘Thirteen Ghosts’ was één van zijn bekendste films uit die periode,
maar de tijd van Castle én van scream-O-vision is afgelopen. Wat er
overblijft, is een poging tot herverfilming van een campklassieker
die gedoemd was vanaf het begin.
De plot draait rond de familie Kriticos die, zoals de naam al
schijnt aan te geven, niet erg veel geluk heeft gehad de laatste
jaren. Moeder kwam om in een brand, en sindsdien moet vader alleen
voor zijn twee kinderen zorgen: een etterachtig jongetje en een
tienerzus mét push-up bra, gespeeld door Shannon Elizabeth, de
masturberende buitenlandse uit ‘American Pie’. Vader wordt geholpen
door een huishoudster die even oud is als zijn dochter, zodat je je
zou kunnen afvragen waarom die niet de moeite zou kunnen doen even
op haar broertje te letten. Maar dat hoor je niet te doen,
natuurlijk.
De familie wordt ervan op de hoogte gesteld dat hun oom Cyrus, een
schatrijke excentriekeling, gestorven is en hen een huis heeft
achtergelaten. Dat huis is de voornaamste bestaansreden van de
film: in plaats van een doorsnee spookhuis, opgetrokken uit donker,
rottend hout met krakende trappen en duistere gangen, is dit ding
helemaal uit glas gemaakt, totaal doorzichtig. Het is een
interessante keuze om op die manier totaal tegen de conventie van
de haunted house-thriller in te gaan, maar helaas is het ook meteen
de laatste interessante wending die het verhaal zal nemen.
Oom Cyrus hield zich er schijnbaar mee bezig spoken te verzamelen,
met behulp van medium Dennis Rifkin, gespeeld door Matthew Lillard,
die we kennen uit de eerste ‘Scream’. We ontmoeten die Rifkin als
een volslagen gek, die hyperventilerend door dat huis loopt te
stomen, een gezicht vol zweet, snot en bloed wanneer hij weer eens
ergens tegen loopt of van iemand een klap krijgt. Je vraagt je af
hoeveel koffieklysma’s iemand moet krijgen vooraleer hij zo ver
heen is. Rifkin vertelt hen een verhaal over duivelse machines,
opgesloten spoken die vrij kunnen komen wanneer de muren
verschuiven enzovoort.
Wat dan volgt, is een routineuze achtervolgingsthriller: de spoken
komen vrij, de mensen moeten gaan lopen. Dat is het dan. Nu heb ik
daar op zichzelf nog niet eens zoveel bezwaren tegen. Kijk naar
films als ‘Alien’ en ‘The Thing’ – het onzichtbare gevaar dat de
niets vermoedende goeien één voor één afslacht kan wel degelijk een
goeie thriller opleveren, indien het goed is aangepakt en het
scenario nog voldoende intelligentie heeft om ons personages aan te
bieden waar we om kunnen geven. Als je op een punt komt waar het je
niks meer kan schelen wie levend uit zo’n huis komt en hoe, dan is
er iets fundamenteels mis.
En op dat punt kom je vrij snel. De personages zijn niet alleen
karikaturen, ze spreken ook in melige dialogen en worden door de
acteurs op zo’n kitscherig overdreven manier gespeeld dat hun dood
in de film enkel een ergernis minder in je leven zou
betekenen.
Regisseur Steve Beck is een voormalig special effects expert die
hiermee zijn eerste film aflevert, en zijn afkomst is te zien in
elke seconde van de film. Iedereen lijkt op de een of andere manier
verliefd te zijn geworden op de setting en het ontwerp van de
spoken, en daarmee zijn ze vergeten een verhaal toe te voegen dat
we enigszins kunnen aanvaarden. Zelfs de schrikeffecten worden
voorspelbaar: hoeveel keer kun je op identiek dezelfde manier een
spook plots laten opduiken voordat het saai wordt? Zeker als de
muziek je zonder uitzondering op voorhand informeert wanneer dat
gaat gebeuren. Hard schrikken doe je niet eens. Hoeveel keer kun je
je personages in essentie hetzelfde gevecht met één van die spoken
laten leveren voordat het teveel wordt? We zien Shannon Elizabeth
zo vaak gillend door de glazen gangen van het huis stormen, waarbij
haar kleren op strategische plaatsen steeds verder gescheurd
geraken, dat een slappe lach haast onvermijdelijk wordt. Dit had
men in ‘Scary Movie’ moeten doen, op identiek dezelfde wijze. Dan
hadden we daar ook eens kunnen lachen.
Net zoals die andere remake van een horrorklassieker uit de jaren
vijftig, ‘The Haunting’, is deze ‘Thirteen Ghosts’ een slag in het
water. Hij is niet spannend, laat staan griezelig. Hij is niet eens
slecht genoeg om goeie camp te zijn. William Castle draait zich om
in zijn ongetwijfeld met booby traps bezaaide tombe.
http://www.13ghosts.com