Met L’intérêt d’Adam bevestigt Laura Wandel opnieuw haar vermogen om de dunne scheidslijn tussen intimiteit en maatschappelijke aanklacht filmisch te verkennen. Na haar debuutfilm Un monde uit 2021 waarin ze de school als microsamenleving blootlegde, richt Wandel haar blik nu op het ziekenhuis. De pediatrieafdeling vormt het toneel van een verstikkend sociaal drama, waar ondervoede kinderen, overwerkte verpleegkundigen en gebroken gezinnen in elkaar verstrengeld raken. L’intérêt d’Adam is rauw, schurend en moeilijk los te laten.
De titel suggereert het al, maar Wandel vertelt het verhaal van Adam (Jules Delsart), een jongen die enkel voedsel aanneemt uit de hand van zijn moeder, Rebecca (een fenomenale Anamaria Vartolomei). Wanneer de bezoekrechten van Rebecca ter discussie komen te staan, wordt het conflict niet alleen praktisch, maar ook existentieel: de vraag rijst wie werkelijk het beste voor heeft met Adam. Zo komen we uit bij Lucy (intens gespeeld door Léa Drucker), de hoofdverpleegkundige die Wandel op de voorgrond schuift. De camera klampt zich vast aan haar lichaam, haar blik, haar aarzelende gebaren. Het is alsof wij, als toeschouwers, haar onophoudelijke aanwezigheid op de afdeling mee moeten torsen.
De film wekt de illusie van een long take: de bewegingen van Lucy lijken onafgebroken te worden gevolgd, alsof het leven van de pediatrie zich voor onze ogen in een adem ontvouwt. Toch blijkt dit slechts een suggestie. Wandel gebruikt korte, onzichtbare sneden die de illusie van continuïteit intact laten, maar juist daardoor een gevoel van beklemming versterken. Er is geen ontsnapping, geen adempauze – enkel het voortdurend moeten handelen, troosten en luisteren.
Wandel gebruikt grauwe, korrelige beelden, alsof de camera zich verzet tegen elke vorm van esthetisering. Veel close-ups drukken ons dicht op de huid van de personages, haast zonder ontsnappingsroute. Maar vooral: Lucy verschijnt niet als heldin, wel als mens: een verpleegkundige die wanhopig probeert haar professionaliteit te bewaren, maar in elke poging haar menselijkheid verraadt. Wandel tekent haar als iemand die niet enkel zorgt vanuit plicht, maar vanuit een diepgevoeld (misschien té diepgevoeld) mededogen. Precies daar wringt het: Lucy’s werk en haar privéleven lopen in elkaar over, en dat blijkt zowel haar kracht als haar kwetsbaarheid.
De emotionele kern van de film bevindt zich echter bij Rebecca. Vartolomei’s spel is verbijsterend in intensiteit. Ze belichaamt de verscheurende loyaliteit van een moeder die door omstandigheden wordt gestraft, maar wiens aanwezigheid voor Adam levensnoodzakelijk is. In haar sprekende ogen lezen we tegelijk woede, wanhoop en een tedere vorm van overgave. Wandel filmt haar met een empathische nabijheid die bijna ondraaglijk wordt. In de laatste scène bereikt deze intensiteit een crescendo: de manier waarop Rebecca’s verdriet door de lens wordt opgevangen, maakt dat de pijn niet louter aanschouwelijk, maar lichamelijk doorleefd wordt. Het is een moment dat de film overstijgt en rechtstreeks in het geheugen van de kijker kerft.
L’intérêt d’Adam is geen gemakkelijke film. Hij vraagt van de kijker hetzelfde uithoudingsvermogen als van de personages. Toch is precies in die onverbiddelijkheid de kracht gelegen: Wandel weigert sentiment, maar kiest voor een radicale eerlijkheid. Het resultaat is pijnlijk en confronterend, maar ook adembenemend in zijn precisie. Wandel verstevigt haar plaats als noodzakelijke hedendaagse Belgische cineaste. Ze bezit het zeldzame talent om via cinematografische taal te graven in de zones waar kwetsbaarheid en menselijkheid elkaar raken.
L’intérêt d’Adam is geen film die troost biedt, maar een die onthult – en die lang blijft nazinderen, als een open wonde.



