Met Queer maakt Luca Guadagnino opnieuw een unieke en onvoorspelbare film. Van een cruisende Daniel Craig in Mexico, een stomende gay romance tot een geestverruimende Yagé-trip diep in het Amazonewoud. Opgedeeld in drie hoofdstukken en een hoogst verwarrende epiloog vormt de film op zichzelf een hallucinante trip, met een killer soundtrack en passende esthetiek.
Na het hartverscheurende Call Me By Your Name (2017), kannibalistische Bones And All (2022) en flitsende Challengers (2024) gooit Guadagnino het weer over een andere boeg met deze William S. Burroughs-adaptatie. Vanaf de intro schept Queer een broeierige sfeer in het Mexico City van de jaren 1950, waar een groep Amerikaanse paria’s hun nieuwe thuis hebben gevonden. Daaronder ook de komische Joe, gespeeld door Jason Schwartzman. Op de grungerockmuziek van Nirvana en Sinéad O’Connor gaat een gewaagde Daniel Craig als de opiumverslaafde Lee Williams, op stap langs de gay bars van de stad om te cruisen – op zoek naar vluchtige seksuele escapades. Totdat hij op zo’n eenzame nacht de jonge, Amerikaanse soldaat Eugene Allerton (de innemende Drew Starkey) spot en meteen in een verdwaasde verliefdheid vervalt.
Guadagnino verkent in zijn film verschillende definities van queer zijn, hier gesteund door het werk van Burroughs. Lee is op zijn eigen manier zowel flamboyant als masculien, maar worstelt binnenin met een homofobie tegen de stereotiepe homoseksuele man van de fifties. Zijn zelfzekerheid spat van het scherm in intrigerende slow motion-shots en diezelfde assertiviteit verbrijzelt in zijn tevergeefse pogingen de affectie van Allerton te winnen. Ook hij zet zich af tegen het heersende maatschappijbeeld over de LGBTQ-gemeenschap in de jaren vijftig, maar doet dit door zich emotioneel te distantiëren van Lee en zijn verlangens. Die emotionele afstand wordt enkel doorbroken in hun intimiteit. De seksscènes tussen de twee mannen deinzen niet weg van het schandaleuze, waarbij de camera zich mee tussen hun lichamen wringt. Toch lijkt Lees onuitputtelijke honger naar Allertons lichaam de jonge man enkel verder van hem weg te duwen.
Met verrassende camerabewegingen die de aandachtige blikken van de personages, of de vlotte karakteristieke manier waarop Lee zijn shots mescal bestelt en achterover kapt, nauwlettend volgen, brengt cinematograaf Sayombhu Mukdeeprom (Call Me By Your Name, Challengers) in ieder geval de nodige dynamiek in de film. Daarnaast drijft Guadagnino zoals nooit tevoren zijn drang naar surrealistische cinema door, daarbij stevig gravend in de typische hallucinaties waar Burroughs graag in grossiert. Hij leeft zich uit in Lees opium en alcohol geïnduceerde episodes en een met waanbeelden gevulde Yagé-trip, die nooit echt lijkt te stoppen.
Het is die trip die Guadagnino uiteindelijk gebruikt om alle remmen te lossen en van Queer een verbijsterende film te maken. Lee overtuigt Allerton om door Zuid-Amerika te reizen op zoek naar Yagé, de Colombiaanse variant van Ayahuasca. Lee gelooft in de telepathische werking van de drug om zo uiteindelijk toegang te krijgen tot de gedachten van zijn afgesloten minnaar. Vanaf dat moment verlies je als kijker ook de enige houvast die je op de personages en het verhaal had kunnen bewaren. Je wordt gedwongen om Lee en Allerton zelf disembodied (of ontlichaamd) te bekijken. Of deed je dat heel de film eigenlijk al?