Amper anderhalf jaar na zijn debuut bevestigt Jazz Brak met zijn nieuwe album Autofocus alleen maar wat we allemaal al van hem weten: hier is een grote meneer aan het woord, ook al is er nog ruimte om te groeien.
In tegenstelling tot zijn maatje Zwangere Guy heeft Jazz Brak er lang over gedaan om een solodebuut uit te brengen. Twijfels aan zijn relevantie als soloartiest zorgden voor uitstel, maar na die eerste release gingen de sluizen open: “Ik pak m’n phone / en schrijf een zestien barz op zonder beat / Ik zie het later wel waar die op past.” Hier spreekt een man die niet schrijft omdat het moet, maar omdat hij simpelweg niet anders kan. Zich bewust van zijn eigen kwaliteiten heeft hij op korte tijd alweer voldoende nummers geschreven die sterk genoeg zijn om te bundelen.
In vergelijking met Guy is Jazz bij Stikstof de stem van de rede. Geen man van de zotskap, maar wel altijd opgeladen batterijen in zijn thinking cap. Zelfbewust reflecteert hij ook in zijn solowerk als een koor op de tragedies in zijn stad die hij in rake snapshots kadreert: “leg ze vast op gevoelige film / een foto zegt vaak meer, zet de boel even stil.” De titel Autofocus komt van een liefde voor fotografie, voor snel werken – en de focus ligt al twee albums op zichzelf. Op het debuut kwamen Jasper en zijn innerlijke wereld volop in beeld, Autofocus ziet het spiegelbeeld van de rapper versmelten met dat van Brussel, de “stad waar niemand welkom is”, waar de échte gangsters geen gezichtstattoos hebben en “waar niemand echt uw mama kent, toch zijt ge zoon van hoer”. Heel de plaaat lang worstelt hij met zijn onmogelijke liefde voor zijn thuis en het absolute hoogtepunt van het album luistert naar de titel “Terug”. Die lome piano op een triphopbeat lijkt Tricky’s beste vlooien te hebben overgekregen – net als in Brussel ligt ook bij die laatste de hel om de hoek te wachten. Het nummer krabt waar het pijn doet en grijpt niet alleen muzikaal, maar ook tekstueel terug naar het verleden. Weglopen is mogelijk, maar als je maar genoeg hoeken omslaat kom je vanzelf terug thuis.
Die persoonlijke invalshoek kan wel eens de reden zijn waarom de features niet de beste stukken op het album zijn; op enkele uitzonderingen na verstoren zij net de focus. Jazz Brak heeft het ook niet echt nodig. Wanneer hij niet geflankeerd wordt door zijn Stikstofmaatjes, beschikt hij naast zijn feilloos observeringsvermogen nog over voldoende andere kwaliteiten om op z’n eentje eindeloos te boeien.
Technisch beheerst hij meerdere registers. Hij rijmt in vrije vormen en zet in songs als “Red Bull 64 Bars” de Nederlandse grammatica vrij naar zijn hand: “Wat ik schrijf af is kunst / brengt wat op voor de kids / in mijn graf om ik draai / beter bundelt ge boek / en breng uit als ik die / BRAK.” Er zijn vast puristen die zich draaien om in hun graf, maar dit wérkt wel. Nu eens gaat hij traag, zoals in “Grijs”, dan weer ratelt hij als een spervuur in het ziedende “Draak op de Backpiece” of het speelse “Pro Slide”. “2024” fileert de stad genadeloos (“Helaas is dit het echte, nee geen Netflix / hier branden we verhalen rechtstreeks op uw netvlies”), maar het meest indringende moment is de spoken word in spiegeltrack “2064” (“Praat ik met de kids nog eens over hoe belangrijk het dromen is”). De bas en de drums zwijgen hier, en daarmee ook het defaitisme dat over de rest van de muziek op dit album hangt. Dit is al lang geen hiphop meer, dit overstijgt het genre.
Er valt slechts weinig af te dingen op Autofocus. Tracks als “Sal typ”, “Grijs” of “K.O.” passeren misschien zonder veel sporen na te laten, maar zulke relatieve dipjes zijn in de minderheid en wegen niet op tegen de onweerlegbare kwaliteit. Jazz zou naar eigen zeggen alweer bezig zijn aan zijn volgende plaat. Benieuwd waarmee hij dan weer zijn honger naar erkenning zal stillen, maar voorlopig komen wij nog ruimschoots toe met Autofocus.