De wereld rondtrekken, allemaal goed en wel. Een nieuwe plaat, dat was iets anders. Het vroeg zeventien jaar, maar uiteindelijk heeft Manu Chao dan toch een vijfde album uit. En dat werd, zoals je kon verwachten, iets ouder en bezadigder.
Het klinkt als een Spaanse, overenthousiaste Oprah: “Viva tu”, en “Viva tu” ook, en tu vanzelfsprekend evengoed! Het hobbelt niettemin gezapiger. Manu Chao is ondertussen een eindje de zestig in, dus dat springerige is er wat uit. Als deze plaat dus bij iets aansluit, dan Sibérie m’était contéee, die akoestische plaat die hij in 2004 als boek uitbracht met striptekenaar Wozniak.
Het is een plaat die Manu Chao laat horen zoals hij nu is; half-sedentair in Barcelona, waar hij zich heeft geïntegreerd in zijn buurt. Titelsong “Viva Tu” is een lofzang op die lokale gemeenschap, het café waar hij al eens spontaan optreedt. Dat het daar al eens rauw aan toegaat, laat “Cuatro Calles” horen: “vier harde asfaltstraten met graffiti van herinnering”.
Opnemen deed hij met de muzikanten waarmee hij de afgelopen jaren “acoustico” tourt. Ze zijn belangrijk, die Argentijnse gitarist Lucky Salvadori, die Galicische percussionist Miguel Rumbao; ze bepalen de kleur van deze plaat, waarin verder de vertrouwde hartenklop van Chao herkenbaar is; het ritme van de rumba. Dit is niet de plaat van iemand die nog grote ambities koestert. “Voor zover ik het zie is mijn carrière voorbij”, geeft hij in een begeleidend interview mee. “En het is mooi geweest. Maar ik wil nog altijd vooruit in de muziek, nieuwe geluiden vinden, ze in nieuwe omgevingen laten horen.”
De klanken zijn niettemin herkenbaar. Zowel “River Why” als “Sao Paulo Motoboy” – wel heel erg “King Of Bongo” – drijven op gekende ritmes en melodietjes. “Recycling is erg belangrijk, de hang naar het nieuwe is de speerpunt van het kapitalisme”, is het antwoord desgewenst – daar heeft u niet van terug. De grootste nieuwigheid is het Engels gezongen “Heaven’s Bad Day” waar ook Willie Nelsson, diep verscholen in het riet, wat bijdraagt. En verder doet “Tom et Lola” nog het meest aan dat Siberie M’était Contéee denken. Het is een liefdesverhaal in pure chanson-traditie, vol verwijzingen naar Gainsbourgs “Le poinçonneur des Lilas”. Ook “La couleur du temps” ademt diezelfde erfenis uit.
Geen verrassingen in de thematiek, verder. Natuurlijk gaat “Vecinos en el mar” over vluchtelingen op zee – “omdat het steeds erger is geworden, omdat het niet beter is geworden”. Het is geschreven in een Atheens opvanghuis, samen met Koerdische vluchtelingen, die er hun muzikale erfenis doorheen weven. Hoogtepunt is het met de Parijse rapper Laeti geschreven “Tu Te Vas”, dat een ondefinieerbare frisse vibe uitademt.
Het eindigt met “Tantas Tierras”, een donkere beschouwing over het dagelijks gevecht van velen. “Todo el mundo sin saber lo que algún dÃa va a caer”, zingt Chao: “iedereen (leeft) zonder te weten wat er ooit kan gebeuren”. Het klinkt als dat “espera de la ultima hora” – “wachten op de laatste golf” van op Clandestino, maar net als toen verliest hij de hoop niet: “no estamos solos” – “we zijn niet alleen”.
Er is dus niet veel verschoven, maar er is veel veranderd. Was dit 1998, werd er in studentenkamers ter wereld ook op deze plaat heel veel geblowd. Het is helaas geen 1998 meer – oh legendarisch jaar! Oh Lisa van de tweede kandidatuur! – en Manu Chao is niet meer de sprinkhaan van toen. Dit is voer voor wie nog eens een duik richting toen wil nemen.
Hoe hard hij ook wil, Manu Chao gaat de wereld niet meer veranderen.