Een geest, een man, een goeroe was Nick Cave al, maar op zijn nieuwste album vervelt hij zelf tot een Wild God. ’s Mans achttiende bulkt van de gospel, ballades en Bad Seeds, maar vooral van levenslust.
Na het overlijden van zijn zoon Arthur ging Nick Cave door de woestijn. Bij het verwerken van een drama van die proporties staat een mens alleen, alle goede bedoelingen van zijn vrienden ten spijt. De Bad Seeds deemsterden steeds verder weg, enkel bloedbroeder Warren Ellis bleef over en zelfs die zei in de documentaire One More Time With Feeling dat hij zijn vriend op deze weg niet kon volgen.
Nu is de rouwmantel echter afgelegd, het leed is geleden en vandaag is zelfs de posse van The Bad Seeds weer terug – in full effect. Al van bij opener “Song Of The Lake” spat Wild God in Technicolor uit de boxen. Tegen een rijke instrumentatie mag de oudtestamentische god die Cave was in het eerste deel van zijn carrière opnieuw uit z’n grot kruipen, maar toornig is deze god niet meer. Met de ogen knipperend na jarenlang duister zwelgt hij in het zonlicht, en jubelend zingt hij op Wild God als een natuurgod, als een dreunende Dionysus van het Leven – vloeibaar en onvatbaar als het levenssap van een boom. Zelfs de dood krijgt een plaats in dat volle leven, en dus krijgt oude liefde en vroegere Bad Seed Anita Lane een mooi afscheid in “O Wow O Wow (How Wonderful She Is)”, inclusief een oud opgerakeld telefoongesprek.
De sound van het album ligt tussen die van Abattoir Blues, Ghosteen en Push The Sky Away – maar steeds met een twist. Het meisje uit “Jubilee Street” kent hier een jammerlijk einde en zou hij ons ten tijde van Carnage nog in het gezicht knallen met een geweer, in “Frogs” wordt het pistool uit de handen genomen en zal alles goedkomen. Ondertussen valt er nog een referentie aan Push The Sky Away te vinden (“Gets You Right Down To Your Soul”). Wie op zoek is naar de cynische Cave, is bij Wild God aan het verkeerde adres.
Deze plaat is de terugkeer van Cave als verhalenverteller. Kikkers en Kris Kristofferson begeleiden een wandeling van geliefden, heidense goden verteren vurig(e) meisjes en in “Joy” zingt een vlammende jongeling: “We’ve all had our sorrow, now is the time for joy.” Wie hierin Cave en zijn zoon Arthur wil lezen, mag dat, en heeft waarschijnlijk gelijk ook – het nummer had zo op Ghosteen kunnen staan, maar toen was Cave nog niet klaar voor vreugde. Verderop spreekt hij over metaforen en die hebben al eens de neiging om te verschuiven, en de realiteit is het best wanneer je niet weet in welke wereld je je bevindt.
De release van Wild God werd haast even groots opgezet als de sound. De laatste maanden was Cave, net als God zelf, haast overal: er was de tentoonstelling van zijn keramiek in een Brussels kunstgalerij, hij is bereikbaar in de Red Hand Files, filmpjes boden ons een inkijk in het opnameproces van het album. Uit die laatste twee blijkt dat ook een opperwezen moet wérken om aanbeden te worden. De songs, zo schrijft hij op zijn website, zijn het resultaat van ploeteren, proberen, schaven en hard labeur. Het gezegde wil dat de duivel in de details woont, maar hier is het God die zich openbaart in het grote gebaar. De minimalistische sound en loops van de laatste tien jaar maken plaats voor strijkers, vocoders, een bassende Colin Greenwood, en véél gospelkoren die nummers als het titelnummer of “Conversion” (“Touched by the spirit! Touched by the flame!”) ten hemel zingen.
En precies daarom is het ietwat jammer dat de productie eerder braafjes en afgelikt klinkt, en dat Caves stem ijler lijkt te zijn geworden met de jaren. Die diepe, verontrustende brom die ons vroeger de stuipen op het lijf kon jagen, is er niet meer – nochtans wel een pluspunt voor een Wild God. De combinatie van die twee zorgt ervoor dat het album ons niet vol in de borst raakt. De ‘oomph’ die het verschil maakt tussen ‘goed’ en ‘instant klassieker’ ontbreekt nét.
Her en der lees je dat Wild God een meesterwerk is dat zich kan meten met het beste van Cave, maar deze nummers hengelen niet naar een plaatsje op de ultieme best of van de man. Als album klikken ze echter wel naadloos in elkaar. Dit staat als een huis en swingt als een viering. Vereer deze Wild God daarom op het altaar van je muziekinstallatie – liefst met het volume luid open.