Shadow Kingdom is de soundtrack van de concertfilm die Dylan in 2021 opnam toen zijn Never Ending Tour noodgedwongen toch even tot halt kwam. Samen met gemaskerde kompanen herneemt Dylan in een kleine clubsetting op grandioze wijze dertien nummers uit lang vervlogen tijden, met nog een fantastisch nieuw nummer als toegift. Zijn wij blij? Is de paus katholiek?
Sommige songs op dit album zijn al bijna zestig jaar oud. Dat is ouder dan boomers, soms zelfs ouder dan bomen. Spraken ze vroeger van Sturm und Drang en waren ze flexibel als een jonge loot, dan hebben ze met de jaren extra jaarringen en robuustheid aangekweekt waarbij de hevige emoties die bij de jeugd horen nu verdwijnen in de diepe groeven van de schors die levenservaring heet. Dylan plukt de nummers vooral uit de periode van midden-sixties tot begin jaren zeventig, de tijdsspanne waarin hij zijn telkens nieuw veroverde publiek keer op keer tegen zich in het harnas joeg door genres aan zijn boots van ‘spanish leather’ te lappen. Eerst de folkies door elektrische rock en blues te spelen, en daarna de beatniks door pastorale americana en country te maken.
Nu hij sinds zijn wedergeboorte eind jaren negentig door werkelijk iederéén aan de borst wordt gedrukt, voelt dit als een minzame terugblik van een oude man naar een tumultueuze periode in zijn eigen leven – en terugkijken is niet iets wat Dylan vaak doet. Er moet dus iets achter zitten. Ergens moet er in de oude grijsaard toch genegenheid en vergevingsgezindheid geslopen zijn. Alsof hij minzaam aan zijn oude kwelduivels die hem van het podium jouwden, wil zeggen dat die storm in het glas water toen volledig buiten proportie was. Een goede song overleeft elke transformatie – onafhankelijk van in welk ‘genre’ onze bard ervoor kiest om ze uit te voeren. En goede songs heeft hij te over.
In feite doet Dylan hier niets anders dan wat hij haast elke avond op het podium doet. Zijn eigen klassiekers deconstrueren en haast onherkenbaar spelen zodat je als toeschouwer vaak eerst zit na te denken óf je dit nummer eigenlijk kent en zo ja, over welk nummer het dan in godsnaam mag gaan. Zo hebben songs als “Most Likely You Go Your Way (And I’ll Go Mine)” een raggende make-over gekregen waarin de accordeon vrolijk zwalpt, blij met de aandacht die ze nu in Dylans song mag opnemen. De speelse venijnigheid van het origineel is verdampt, het is ondertussen haast een traditional geworden. In “Tombstone Blues” krijgt de schoenloze moeder in de fabriek nu een meer weemoedige lading dan in het snerpende origineel. Maar het is “Forever Young” dat uit de strot van een tachtigjarige uiteraard nog de grootste extra betekenis krijgt. In 1973 geschreven voor zijn eigen kinderen, nu lijkt het een heilswens en levensles voor de hele mensheid.
Het zijn allemaal doordringende versies die zich rustig laten wegluisteren bij een roestbruin specimen van spiritualiën (eventueel van Dylans eigen merk), én tegelijk in herinnering brengen hoe fantastisch de originele nummers óók waren, zijn en blijven. Je kan ze uiteenhalen, vertimmeren en met de verkeerde handleiding weer in elkaar draaien, nooit zullen ze iets van hun coherentie en relevantie verliezen. Kiezen voor je lievelingsversie hoeft niet, het is het beste van twee werelden.
Maar het echte hoogtepunt is toch het enige originele nummer op dit album: afsluiter “Sierra’s Theme” is een instrumental, maar dan een van die soort die geen extra woorden zou verdragen, zelfs niet van een Nobelprijswinnaar. De betekenis is die welke de luisteraar erin legt. Het neigt naar “All Along The Watchtower” en naar “Hurricane” (in Dylans universum verwijst alles naar overal en iedereen), maar is vooral prachtig op zijn intrigerende zelf. Een gepast einde van een waardig album.