Voor sommige muzikanten viel het leven de voorbije jaren stil. Niet zo bij Giovanni Di Domenico, die ongemeen productief bleef met de meest uiteenlopende projecten en met Succo di formiche weer een mooi album toevoegt aan zijn gestaag uitdijende discografie.
Di Domenico kon je horen in bands/projecten van anderen, zoals het Oriol Roca Trio, Oba Loba (Norberto & João Lobo) of het Bakunawa-project van Pak Yan Lau. Daarnaast is hij ook actief met o.m. Akira Sakata (Entasis), GOING en bracht hij nog wat dingen uit onder eigen naam, zoals Pangrams, een duoplaat met accordeonist Kalle Moberg. Ook voor Succo di formiche (te vertalen als mierensap) haalde hij een accordeonist aan bood – Stan Maris – die hij eerder al inviteerde voor zijn New Mo(ve)ments Ensemble, maar het is niet de enige opvallende figuur in deze band. Naast Di Domenico (piano, Fender Rhodes, orgel) en Maris hoor je ook nog Pak Yan Lau (elektrische piano, synth, speelgoedpiano), de enigmatische Portugese gitarist Manuel Mota en de Berlijnse muzikant/producer Joe Talia (drums, elektronica).
Ze resideerden in het voorjaar van 2021 een paar dagen in Les Ateliers Claus en komen nu op de proppen met deze ambient jazz-suite, een even compacte als intrigerende trip die even vrij als toegankelijk klinkt, flirt met minimalisme en filmmuziek en vooral iets heeft van een subtiel klanklaboratorium. Het is vaak bijvoorbeeld zoeken naar de accordeon en gitaar, die niet zozeer gekozen werden om op hun eentje op te vallen, maar mee te gaan in een collectieve beweging die met veel nuance op poten gezet wordt.
De twee eerste stukken, die de A-kant van het album vormen, zijn geduldige oefeningen in opbouw, met “Non aver alba” als een samenstelling van op elkaar gelegde aangehouden klanken, waarin de opduikende piano haast Satieachtige allure krijgt, terwijl je op de achtergrond nu en dan die speelgoedpiano hoort mee twinkelen. Het is een homogene aanzet met etherisch-futuristisch randje, dat in “Una coperta di silenzio” overgaat in een sterker pulserende beweging, een subtiel weefwerk dat de harmonie zachtjes opoffert voor een ontrafeling vol onbestemde geluiden.
De B-kant steekt er meer reliëf in, door de kristalheldere piano die het voortouw neemt, een sterkere nadruk op melodie en het opduiken van Talia’s cimbalen. Het is hier dat je meer onderhuidse stuwing krijgt, het belandt ook wat dichter bij jazzterrein. Dat wordt ook aangehouden in “Minum” en een ‘reprise’ daarvan, van elkaar gescheiden door een tijdelijke terugkeer naar het vrijere schilderen met klanken. Finale “Il ritorno e’ sempre più corto” breekt een beetje met de ingetogen, organisch transformerende geluidsmassa, via dikker aangezette ritmes en toetsenwerk, en een licht euforische toon, ergens tussen dromerige Tortoise en spacey maar ingetogen proggy jazz.
Di Domenico heeft een reputatie als ijzersterk improvisator, maar hij laat hier ook weer horen dat hij er als geen ander in slaagt om fantasierijke, bedwelmende muziek te maken die behendig de genre-labels ontwijkt, en dat opnieuw met een frappante combinatie van instrumenten en persoonlijkheden die samen iets bijzonders creëren. Daar heb je visie en expertise voor nodig. Het zoveelste bewijs dat deze artiest een van onze creatieve zwaargewichten van onze muziekscene is.
Giovanni Di Domenico :: Succo di formiche
Unseen Worlds
Beeld:
Geert Vandepoele
Oba Loba, Going, Delivery Health, Abschattungen, Cement Shoes