De pausen van Avignon, de Honderdjarige Oorlog, de builenpest, de Guldensporenslag. Nee, dit wordt geen les geschiedenis, maar het helpt om het kader te scheppen van de 14e eeuw, de periode waarin Lennart Heyndels de inspiratie ging halen bij ars subtilior.
Die ars subtilior was een ritmisch complexe muziekstijl die vooral populair was in Frankrijk en die onder andere gebruik maakte van partituren in ongewone vormen en kleuren, zoals bijvoorbeeld die van een hart. Maar hoe komt een jonge jazzmuzikant als Lennart Heyndels bij die ars subtilior terecht? Tijdens zijn studies in Amsterdam een tiental jaar geleden was hij danig onder de indruk van het stuk En Attendant van choreografe Anne Theresa De Keersmaeker dat gebaseerd was op deze muziekvorm. Het ambigue, veellagige aspect sprak hem aan. Vanaf dat moment wist Heyndels dat hij hier ooit iets mee zou doen door het te vermengen met jazz en hedendaagse muziek.
Hoewel hij oorspronkelijk vooral als bassist actief was, is Heyndels ondertussen ook druk in de weer met modulaire synthesizers. Dat eclecticisme maakt dat Heyndels naast werk met jazzmuzikanten als Kaja Draksler en Ben Sluijs ook actief is in popmuziek (Hi Hawaii). Voor dit project deed hij een beroep op klarinettist Joachim Badenhorst, drummer Stijn Cools en violist George Dumitriu, waarbij de verschillende muzikanten ook aan de slag gaan met elektronica.
De grote inspiratiebron was de Codex Chantilly, een van de voornaamste naslagwerken van de ars subtilior. Bij bepaalde nummers werd de partituur gewoon gevolgd, bij andere gaf Heyndels zijn eigen draai aan de geschreven muziek, en een aantal werden door Heyndels nieuw gecomponeerd. Hoewel ars subtilior normaal geschreven werd voor meerdere stemmen, is Codex Au Soleil volledig instrumentaal. Het resultaat is een album dat misschien niet aansluit bij de traditionele interpretaties, maar dat er wel in slaagt om deze eeuwenoude muziekvorm in het heden binnen te trekken.
Zo krijgen we een album dat regelmatig tegen ambient en filmische soundscapes aanleunt, maar waarbij het kwartet óók middeleeuwse muziek heel modern laat klinken. Dat geldt overigens ook voor de klassieke stukken. Op “En Remirant”, dat geschreven werd door Napolitaanse muzikant Philippus de Caserta, slingeren de klarinet van Badenhorst en de viool van Dumitriu zich knap om elkaar heen. Het door de Parijse componist Perotinus geschreven “Beata Viscera” wordt gekenmerkt door de klarinet die als een opkomende zonnestraal aanvoelt. Het derde klassieke stuk “Belle, Bonne, Sage” van Baude Cordier – een mysterieuze componist uit de nadagen van de ars subtilior – is dan weer eerder een ingetogen treurmars.
De combinatie van nummers waarbij Heyndels zich vrijelijk baseerde op een traditionele partituur en de nieuwe nummers waar de moderne elementen en de traditie zich het meest met elkaar verstrengelen, blijkt een geslaagde. Het gepingel van de synths op “Lullaby” of het gekras en gescharrel op “Belle Impro” waaruit langzaam de melodie tevoorschijn komt, tonen dat de improvisatie van de hedendaagse jazz perfect binnen het traditionele kader past. Niet te verwonderen, aangezien de ars subtilior vroeger ook al tegen de toen heersende conventies inging. Of het nu speels (“Angelorum”) of subtiel (“Sequence”) is, steeds weer weet het te betoveren.
“Eeuwenoud, springlevend” is de slogan van een Vlaamse universiteitsstad, maar het zou evengoed van toepassing kunnen zijn op deze Codex Au Soleil. Het is bijzonder knap hoe Heyndels en co. deze veertiende-eeuwse muziek zo natuurlijk hedendaags doen klinken door er elementen van jazz en ambient aan toe te voegen, maar tegelijk toch ook de structuur ervan te behouden. Het is ook een welgekomen ode die een vergeten muziekstijl van zeven eeuwen geleden weer in het spotlicht plaatst. Een ingetogen huzarenstukje.