Sinds 2008 werkt de Spaanse regisseur Albert Serra aan een bijzonder eigenzinnig oeuvre dat zelfs binnen het internationale festivalcircuit nooit echt bijzonder veel aandacht kreeg, ondanks enkele prijzen voor onder andere Le Roi Soleil en La Mort de Louis XIV. Daar kwam verandering in met Liberté, dat in 2019 de ‘Certain Regard’ competitie won in Cannes en nu zeker met met Pacifiction (neen, die titel bevat geen tikfout), een allegorisch politiek drama dat door het prestigieuze Les Cahiers du Cinéma een plaats toebedeeld kreeg in de top tien van de beste films van 2022 en dat nu als allereerste film van Serra ook in ons land een reguliere release krijgt.
Aan de oppervlakte is Pacifiction een verhaal over een Frans diplomaat (schitterende rol van Benoît Magimel) op een eiland in Polynesië die in zijn dagelijkse taken moet omgaan met politiek en sociaal hete hangijzers die vaker wel dan niet de soort onderhandelingen vragen die niet noodzakelijk de officiële kanalen volgen, maar die daarom ook niet meteen verregaand corrupt of ontoelaatbaar zijn. Anders dan wat we bij dit soort synopsis zouden verwachten, is dit evenwel geen echt portret van politieke praxis of een toespeling op bestaande situaties: de gesprekken die gevoerd worden doen er nauwelijks toe en we zijn meer gefascineerd door de vreemde personages die rond de diplomaat hangen dan door wat er nu eigenlijk precies aan de hand is en de stof vormt voor de discussies.
Die insteek werd door een aantal Amerikaanse critici vergeleken met de beruchte ‘plantage’-scène uit Francis Ford Coppola’s Apocalypse Now (een moment dat enkel in de lange ‘Redux’-versie zit). Er zijn hier zeker enkele flarden van die prent te vinden (en van Conrads Heart Of Darkness), maar de verankering in actuele politieke context (het Franse debacle in Vietnam dat voorafging aan het Amerikaanse drama) staat toch wat haaks op de totaal onthechte benadering van politiek in Pacifiction.
Dat wil niet zeggen dat de door Serra zelfgeschreven film geen duidelijke antecedenten heeft. Het hoofdpersonage is immers enigszins schatplichtig aan dat uit Malcolm Lowry’s Under The Volcano (in 1984 verfilmd door John Huston met Albert Finney in de hoofdrol) en de manier waarop naar lokale intriges gekeken wordt, doet denken aan Graham Greenes The Quiet American (meest memorabel in film gegoten door Joseph L. Mankiewicz in 1958). Buiten die filmische voorgangers is het echter vooral het literaire werk van de Britse schrijver V.S. Naipaul – en dan vooral diens In A Free State, dat hier voortdurend opduikt. Het persoonlijke, culturele en politieke zijn ook hier met elkaar verweven in een soort surreëel, tijdloos niemandsland. In een sleutelscène uit Pacifiction zien we hoe hanengevechten geritualiseerd worden in een dans. Dat is meteen een sterke metafoor voor de manier waarop politiek een voortzetting is van wetmatigheden uit natuur en cultuur, omgezet in beschavingsvormen die soms maar nauwelijks hun oorsprong verhullen – in die zin is de vergelijking die we aan het eind van de film ook visueel te zien krijgen een mooie illustratie van dat idee van het tribale dat omgezet wordt in ‘getemd’ ritueel: ‘Politiek is als een discotheek met schimmen in het donker die het contact met de realiteit verloren hebben’
Wat van Pacifiction een triomf maakt van pure cinema, is de manier waarop Serra dit ook allemaal in een briljant visueel concept giet. Alles speelt in een ongrijpbare en mysterieuze wereld die bedwelmend mooi is – elk beeld in deze esthetisch geraffineerde film is overweldigend sterk – maar die in ongrijpbare dreiging en verontrustende leegte ook een perfect filmisch equivalent vormt voor de proza van Naipaul (en dat is ook meteen de enige link met de plantage-scène in Apocalypse Now).
Twee uur en vijfenveertig minuten lang dompelt Serra ons als kijker onder in die dwingende visuele constructie die slechts stap voor stap haar geheimen en de sleutels er naartoe prijsgeeft. Wellicht krijgt u dit jaar geen andere film te zien waarin vorm en inhoud zo’n weergaloze symbiose aangaan en waarin een regisseur zo radicaal ingaat tegen het dictaat van narratief en de eis dat film derivatief zou moeten zijn (of netjes alles zou moeten uitleggen). Dit is een conceptuele bespiegeling over politiek en mens, gegoten in een hypnotiserend kunstwerk – en dat staat mijlenver af van alles waarmee onze bioscopen doorgaans worden gevuld.