IJzer smeed je als het heet is, een Naïma hou je bezig nu iedereen luistert. En omdat de zangeres op dat moment nog niet genoeg eigen nummers had voor een nieuwe plaat, werd het er eentje met covers. Tribute To Daniel Johnston maakt zijn naam waar: een dik half uur trekt ze het werk van de Amerikaanse lo-fi-artiest haar eigen muzikale universum in.
Om u gerust te stellen: ondertussen heeft La Joris wél die nummers voor een plaat vol eigen materiaal. Het vroeg wat tijd, véél tijd zelfs. Deze zangeres is een laatbloeier, die haar stem pas achter in de twintig vond, en zich sindsdien slechts grommelend en tegenstribbelend voor het voetlicht liet trekken. Al een geluk dat er volk daarvoor de motivatie vond, want ook op Tribute To Daniel Johnston hoor je opnieuw een stem die indruk maakt, een artiest die zich songs volledig eigen kan maken.
Het mag natuurlijk geen verbazing wekken dat het net Daniel Johnston was die Joris liet horen dat een mens zich echt wel aan eigen songs kan wagen. De psychisch kwetsbare Amerikaan schreef zijn nummers immers ook vanuit een naïviteit die alle poespas omzeilde, niet leunde op kunde maar hart, maar daar stoppen alle vergelijkingen. Waar bij haar inspiratiebron de fragiliteit uit de boxen droop, hoor je op Tribute To Daniel Johnston niets van de onbeholpenheid die Joris live aan de dag kan leggen.
Joris weet wat ze van een nummer wil, had een duidelijk idee hoe ze elk van deze zeven songs naar haar hand wilde zetten. En waar dat minder helder was, is er altijd haar meer dan puike band. Vitja Pauwels op gitaar, Tijl Piryns op drums, Lara Rosseel op bas, Niels Van Heertum op euphonium, … Ze spelen niet om zich te laten gelden, maar dienen die grootse stem, desnoods door enkel het hoogstnoodzakelijke te doen.
In een verkillend goed “Poor You” staan ze zelfs gewoon aan de bar, vol bewondering kijkend naar wat Joris er op haar piano van maakt. In “Walking The Cow” zetten ze zich langzamerhand weer klaar, om rustig af en toe iets te doen. Een pracht van een blaaslijn komt Pauwels’ bijzondere gitaar vergezellen. Gezellig keuvelend sjokken ze achter de zangeres aan.
Want laat dat de enige vorm van kritiek zijn: voor de tweede EP op rij weet Joris het tempo nauwelijks op te trekken naar iets dat meer is dan een begrafenismars. Dat is mooi, dat is sfeervol, zoals een alweer voorzichtig uit de boxen druppelend “Don’t Be Scared” bewijst, maar grenst ook aan de monotonie. Het is goed dat ze in de eindspurt toch wat uit een ander vaatje tapt.
Met de hulp van jazz-saxofonist Joachim Badenhorst wordt “Despair Came Knocking” een bijna negen minuten durende deconstructie van het dertig seconden tellende origineel; “want zo eindeloos voelt wanhoop.” Het resultaat is claustrofobisch, slepend, intens. Het popkleedje waarin “True Love Will Find You In The End” wordt gestoken, voelt daarna des te bevrijdender.
Ook Tribute To Daniel Johnston is slechts het begin voor Naïma Joris. Dit is niet meer dan een beetje vingers kraken, oefenen voor ze met the real stuff begint die we later mogen verwachten. En dat is goed, dat is nu al boeiend.