Elk decennium zijn Arthurfilm. Het is een cliché, maar het is er wel een met een grond van waarheid. Van Knights of the Round Table uit 1953 tot The Green Knight hebben filmmakers hun specifieke bedenkingen bij de riddercodes in meerdere of in mindere mate geformuleerd. Slechts enkele onder hen begrijpen ook de ware betekenis van deze codes. David Lowery, regisseur van The Green Knight, is gelukkig een van hen. Net zoals de Ridders van de Ronde Tafel een persoonlijk, mystiek ontwaken ervaarden in hun zoektocht naar de Heilige Graal, zo leidde ook het maken van The Green Knight tot een artistieke catharsis voor de cineast die kort voor de release van de film nog overwoog om er definitief mee te stoppen.
Dit is echter niet het vaak gebruikte verhaal van de Heilige Graal, noch dat van Koning Arthur. Lowery baseerde zijn film op het veertiende eeuwse gedicht ‘Sir Gawain and The Green Knight’. In het gedicht daagt De Groene Ridder de Ridders van de Ronde Tafel uit om hem een klap te verkopen met hun zwaard. Vervolgens moet diegene die de klap uitdeelt over een jaar en een dag naar de Groene Kapel afreizen om zelf een dergelijke klap te ontvangen. Enkel Sir Gawain (Dev Patel) neemt de uitdaging aan en met een zwaai van zijn zwaard hakt hij het hoofd van de Groene Ridder er af. Als de onthoofde ridder echter zijn hoofd terug opeist en lachend wegrijdt, beseft Sir Gawain dat hij de beloofde tegenprestatie moet nakomen.
Ironie is een belangrijk ingrediënt van de beste Arthurfilms. Wie ooit Excalibur van John Boorman heeft gezien, zal niet kunnen ontkennen dat de Brit de spot drijft met de hoofse idealen. Zijn ridders lopen met zo’n pompeuze harnassen rond dat ze eerder lijken op de Blikken Man in The Wizard of Oz dan op echte ridders. Niettemin is deze film, net als The Green Knight overigens, ook een viering van die hoofse ridderidealen. De openingsscène van Lowery’s film bouwt verder op de ironie van Excalibur door Gawain te laten ontwaken in een bordeel. Niet meteen de place to be voor een rechtschapen ridder van de Ronde Tafel. En laat dat nu net het punt zijn dat de cineast wil maken. Sir Gawain is nog geen ‘sir’, laat staan een ridder. Het enige voorrecht dat hij geniet, is dat hij de neef van de koning is. Dat volstaat echter niet om je een ridder te mogen noemen. Het is net door de uitdaging aan te gaan van de Groene Ridder en een grotendeels allegorische tocht te ondernemen dat hij dat ridderideaal kan bereiken. Zijn pad is echter bezaaid met tal van hindernissen die hem uitdagen en van zijn melk brengen. Zo laat hij zich door het eerste het beste boefje ‘ontridderen’ en weet hij niet hoe hij met een spookverschijning, een vast personage in vele ridderromans, moet omgaan.
Lowery gebruikt overduidelijk de typische iconografie van de Arthurfilm zonder de nood te voelen om die te expliciteren. We zien een tafel die zou kunnen doorgaan voor de Ronde Tafel, een zwaard dat Excalibur zou kunnen zijn, maar de cineast weigert om dit letterlijk te benoemen. Hij gaat er klaarblijkelijk van uit dat de kijker wel de nodige links zal leggen. Bij momenten wordt wel nadruk gelegd op de meer christelijke iconografie: zo draagt de koning in de film letterlijk een gouden aureool op zijn kroon waarmee de heiligheid van zijn ambt wordt benadrukt. Wie denkt dat een tekst van zeshonderd jaar oud vandaag niet relevant kan zijn, vergist zich deerlijk. Zowel de originele tekst als deze film bevatten immers een ecologische boodschap die, als we de afgelopen maanden in ogenschouw nemen, zeer actueel is. De mens moet de natuur respecteren, anders loopt het slecht af met de mens. Het arrogant aannemen van de uitdaging van de Groene Ridder staat symbool voor de arrogantie die de mens zich permitteert ten opzichte van de natuur. Fauna en flora hebben de mensheid veel te bieden als we er verstandig gebruik van maken. Ze kan echter ook veel terugnemen als onze overmoed te groot wordt. Vanuit dit perspectief is The Green Knight even goed een ecologische fabel als een film over ridderidealen.
The Green Knight is een buitengewoon, gelaagde prent die zijn geheimen na een eerste kijkbeurt nog niet zal prijsgeven. Thema’s als ecologie, feminisme en de gevaren van idealisme passeren in sterk versleutelde vorm de revue. Ideaal voer voor cinefielen! Niet noodzakelijk ieders ‘cup of tea’, maar wie er zich toch aan waagt, ontdekt grootse cinema die erin slaagt een genre te ontdoen van al zijn ballast om er de naakte essentie van over te houden. Zonder twijfel is dit de beste ‘Arthurfilm’ sinds Boormans Excalibur uit 1981.