Sand is de kroon op een evolutie die reeds was ingezet op Thin Walls uit 2015: het toen al broeierige “Bunker” plaveide de weg voor het weergaloze, dansbare “Fever” vier jaar en drie soloprojecten van de band later. Samen met het al even zwoele “I’m Never Gonna Let You Down Again” zijn het bovendien de drie veruit populairste nummers van Balthazar op Spotify.
Geen wonder dus dat Sand bijgevolg resoluut verder die weg van de groove opgaat. Mikte Balthazar aanvankelijk op de snelweg tussen hoofd en hart en met hun muziek, dan is dat op Sand meer dan ooit de highway tussen hart en heupen. Op Fever was er nog meer de Balthazaarse stuursheid, waren er nog meer de wrijving en de wendingen die hen zo kenmerkten op doorbraakplaat Rats. Maar die productionele schuurspons is nu een zeemvel geworden.
And it suits them. Sand maakt van Fever een overgangsplaat die er hoegenaamd geen was – later zal Fever wellicht ook de sterkste plaat van de twee blijken. Maar Balthazars vijfde diept de geweldige groove en gelikte sound van de kernsongs op Fever nog verder uit. Slachtoffer daarvan zijn kenmerkende geluiden en de bepalende dwarsheid die aanvankelijk het keurmerk van Balthazar waren. Blazers glijden in plaats van steken, strijkers masseren in plaats van krabben, falsetkoortjes zijn een plaat lang een glijmiddel waar bepaalde zangpartijen op vroegere platen een snuif vervreemding toevoegden.
De muzikale evolutie van Balthazar sinds Applause, over de soloprojecten Warhaus, J. Bernardt en Zimmerman tot dit Sand had Darwin doen kirren van plezier. Luister maar naar hoe koperblazers ingezet worden op pakweg “The Oldest Of Sisters” van op Rats en op openingsnummer van Sand “Moment”. Dat zegt alles. De balans tussen zoeken en vinden is zo natuurlijk in evenwicht dat het Balthazar moeiteloos boven het maaiveld uittilt. Waar bepaalde evoluties bij talloze andere bands gepaard gaan met hit & miss, trial & error, vervelt Balthazar met elke plaat tot een betere versie van zichzelf.
Sand is op een veel afstandelijkere manier opgenomen door de hele covid-connerie, maar dat laat zich niet horen. Het album klinkt alsof de band op elkaars schoot zat te spelen. Een uitstekend onthaalde plaat en perfect gelopen tour hielpen daar uiteraard bij. De songs zijn spaarzamer gekleed: de juiste synthlijn of strijkers (absoluut hoogtepunt “Linger On”, “Hourglass”), dartele blazers (“Moment”), uitgekiende koortjes en percussie (de hele plaat door) staan ten dienste van de groove. En vervangen de schurende weerhaakjes die tot dusver vintage Balthazar waren.
Die aanstekelijke speelsheid contrasteert met de wederom in weemoed gedrenkte teksten waarin Devoldere onder andere een relatiebreuk uitzweet. Dat doet het even zwoele als van schuldbewustzijn kronkelende “You Won’t Come Around” knetteren. Die mag bij in het aandikkende lijstje Balthazar-classics. In “Leaving Antwerp” is nog zo’n schuldbekentenis (“I was destructive as much as I could be”), waarin hij ex Sylvie Kreusch rechtstreeks aanspreekt.
Het zijn zulke persoonlijke bespiegelingen, gekoppeld aan mijmeringen over ongedurigheid als in ander hoogtepuntje “Hourglass” die Sand naadloos de lat doet halen waar de vorige vier platen die gelegd hebben. Al wordt het uitstekende niveau van de eerste zeven songs niet de hele 43 minuten volgehouden: “Passing Through” voelt meer als een stijloefening uit het repetitiekot voor Sand, in “Leaving Antwerp” worden persoonlijke ontboezemingen gekoppeld aan te loom nummer, slotnummer “Powerless” voelt als een song dat Balthazar tegen die tijd al beter heeft gedaan.
Het nadeel van Sand is dus dat de spankracht afneemt in de tweede helft, doordat Balthazar heel on-Balthazar verrassende insteken heeft weggepolijst ten voordele van één algemene vibe. Die past hen echter naadloos, en laat een band horen die op tien jaar tijd griezelig perfect verveld is. Benieuwd hoe dat de komende tien jaar verderloopt. Balthazar blijft het Belgische peloton ver vooruit.