Steve Albini is overleden. Een hartaanval. Volgens sommige berichten zou het hem overkomen zijn in z’n studio, wat toepasselijk zou zijn. Sinds die eerste berichten opdoken, kwam er een immense vloed aan herinneringen en hommages op gang, uitgesproken met een felheid en betrokkenheid die voorbehouden is aan die artiesten die niet enkel indruk maakten, maar ook een impact hadden. In het geval van Albini waren er genoeg redenen voor.
Maar daar wil ik het eigenlijk niet over hebben. Niks zo vervelend als herkauwen wat duizend anderen voor je schreven. Op het internet vind je wat je moet weten: de feiten en de grootspraak, de mijlpalen en misstappen in ‘s mans carrière. Zijn rol als journalist. “The Problem With Music”. De platen die hij opnam met die en die. Poker en biljart. Die studio natuurlijk. De loves (lange lijst) en de hates (nog veel langere lijst). Lees ook Our Band Could Be Your Life nog eens. Een boek om te koesteren.
Mei 2022. Ik ben samen met Terrie Hessels van The Ex in Chicago om meer te weten te komen over het Amerikaanse parcours van de Nederlandse band, die een uitzonderlijke connectie met de stad heeft. Dit gaat dus ook over The Ex. Ze spelen er regelmatig vanaf de jaren negentig, met en zonder de Ethiopische saxofonist Getatchew Mekuria. Ook in allerlei ad hoc-bezettingen, vrij improviserend. Er worden banden gesmeed met lokale muzikanten die nog altijd bestaan. Die met rietblazer Ken Vandermark is er slechts een van. The Ex neemt zelfs op met Tortoise, rond die tijd het vlaggenschip van de lokale scene. Een keer spelen ze er een triple bill met Shellac én Fugazi (hallelujah!). Maar vooral: in 1998 zijn ze voor het eerst in Steve Albini’s Electrical Audio studio, die een jaar eerder geopend was.
In de woorden van G.W. Sok, zanger van de band in die tijd: “De ruimte voor de drums mat zo’n tien bij tien meter, en was ook een meter of tien hoog. In een van de muren waren er grote, glazen schuifdeuren naar de gitaarruimte en daarnaast was een ruimte voor de bas. In een grote kast lagen zo’n 200 microfoons en Steve koos zorgvuldig uit wat gebruikt werd voor elke versterker of drumpartij. Het geluid testen, de microfoons verplaatsen, een inch, een millimeter, opnieuw luisteren en dan naar de volgende micro (…) We speelden de tracks live, in een, twee, drie takes. Het had geen zin om laag voor laag op te bouwen, want met elke take ging het toch weer een beetje anders.”
Het resultaat, dat de band vlak na een reeks concerten als opener voor Sonic Youth in zes dagen opnam en mixte, heet Starters Alternators en is een van de onbetwiste hoogtepunten in hun carrière. Niets is beter dan een goed Ex-concert – prima bands bevestigen live wat hun albums beloven; bands die er écht toe doen, doen je die albums weer vergeten – maar als je dan toch voor één release gaat, dan is dit een uitstekende keuze. Albini begreep de groep als geen ander, had oog voor hun synergie en sound, (h)erkende hun discipline. En daarnaast had hij natuurlijk die oren en dat materiaal. Starters Alternators is een monoliet – hard, droog, vetvrij – maar dan wel eentje waarin elk detail klopt. Het is die befaamde audio verité, de werkelijke sound van de band na bijna twintig jaar activiteit eindelijk vastgelegd.
Ex-gitarist Andy Moor vertelde me onlangs nog dat hij, tijdens een lange inhaalbeweging om de muziek van The Ex online beschikbaar te maken, nog eens alle albums grondig beluisterd had. Starters Alternators is volgens hem nog altijd de best klinkende plaat die de band ooit opnam. Ze doen het daarna nog een paar keer met Albini, voor Dizzy Spells (2001), Turn (2004) en Catch My Shoe (2010), maar dan wordt er ofwel opgenomen op verplaatsing, of gebeurt de eindmix niet door Albini. De man in zijn studio, dat is magie. Maar veel meer nog dan over de studio, gaat de connectie tussen Albini en The Ex over een gedeelde manier van muziek maken en in het leven staan. Een jaar na die eerste opnames staat Albini met Shellac in Paradiso ter gelegenheid van de 20ste verjaardag van de Nederlandse band. Hij spreekt het publiek toe met de gevleugelde woorden: “This show represents a triumph of normal people over businessmen and over social manoeuvers, celebrities and politicians. It’s a recognition of how fundamentally right normal people are.”
Als ik hem 23 jaar later, in een parkje vlakbij zijn studio, herinner aan dat moment, pikt hij er zonder aarzelen op in: “Ik wilde een onderscheid maken, met aan de ene kant die showbusiness-persoonlijkheden, je weet wel, rocksterren, types die hun eigen belang wat zitten opblazen en zich excentriek gedragen, en aan de andere kant … wat rondhangen met je vrienden en normaal doen. Dat zijn ook twee manieren om muziek te maken: de eerste is om muziek te zien als een middel om bekend te worden. Muziek als een manier om je speciaal te voelen. Wat voor muziek het is, doet er dan niet toe. Maar dan heb je ook die andere kijk: muziek is machtig, muziek spelen is fantastisch, net als songs in elkaar steken, de creatieve kant, het proces waar je in terechtkomt. Je doet het elke dag opnieuw, met wie er zich ook in de ruimte bevindt met jou. Dat is het.”
Albini volgde The Ex al sinds hij in 1984 een exemplaar van Tumult in handen kreeg via de legendarische platenwinkel (en later platenlabel) Wax Trax!, en toen hij de kans kreeg om met hen op te nemen, was hij helemaal opgewonden. Dat was al bijzonder, want zijn attitude (naar het publiek, maar ook naar medemuzikanten toe) kon vroeger ongemeen nijdig en vijandig zijn. Hij was zuinig met complimenten en durfde zich ook negatief uit te laten over bands die pas in zijn studio hadden opgenomen. In het geval van The Ex is hij opvallend vrijgevig met lof: “Het gaat over een open houding hebben over wat het betekent in een band te zitten, dat is enorm inspirerend geweest. Ik gebruik geen hyperbool als ik zeg dat ik mijn leven probeer te leiden op een manier waardoor de mensen van The Ex graag vrienden met me zouden willen zijn. (bijna ongemakkelijk) Hen aan het werk zien geeft zoveel vreugde, het is zo speels. Ze staan open voor nieuwe richtingen en ervaringen, niet als die fucking Rolling Stones die voor de 10.000ste keer “Brown Sugar” spelen.”
“The Ex vertegenwoordigt een manier van leven in de muziek waarbij je niet hoeft te lijden, maar elke minuut geniet. Dat is inspirerend. Die band veranderde mijn kijk op muziek. Hun muziek beluisteren en hen live aan het werk zien, veranderde mijn kijk op muzikant zijn, in het gezelschap van anderen zijn. Ook hoe je praktische dingen aanpakt. Ik zit in een groep, Shellac, en stilaan worden we volwassen. Sommige aspecten van The Ex hebben we helemaal gestolen. We gaan het podium op zonder echt te weten waar het naartoe gaat en dat is beïnvloed door hun speelsheid en vrije vorm-aanpak. Ik weet dat ik klink alsof ik aan het slijmen ben, maar dat hebben we van hen gepikt.”
Het herinnert me aan m’n eigen verslag van de double bill die Shellac in 2010 met The Ex speelde in Hasselt: “Om Shellac uit te leggen kan je beter vertellen wat je niet te zien of te horen krijgt: geen lichtshow, mistgordijn of dramatische pauzemuziek. Geen vooraf bepaalde setlist of saaie gitaarsolo’s. Geen effectenpedalen of goedkope gimmicks. Geen kostuums, geen show, geen valse complimenten, geen loze beloftes, geen pose, geen bisnummers, geen podiummonitors voor Steve Albini en Bob Weston, geen pretentie. Shellac, dat is een band waar al het overtollige, al het niet-essentiële verwijderd is.”
Deze hele omweg via The Ex maakt vooral ook duidelijk wat Albini’s attitude ten aanzien van muziek was. Hij werd vaak verweten te rigoureus te zijn, terwijl hij vooral inzoomt, zowel met zijn filosofie als letterlijk, met zijn microfoons, op wat voor hem de essentie van een band is: “De manier waarop de muziekbusiness werkt, is simpel: je hebt nummers en dan de muzikanten die die songs spelen, en liefst altijd op dezelfde manier, zodat je die song kan identificeren als die song, die altijd dezelfde muziek en woorden heeft en op dezelfde manier gespeeld wordt. En zo weet je dat je naar fucking “Brown Sugar” van The Rolling Stones luistert, omdat het weer hetzelfde is, right? Wij hebben nummers waarbij de woorden die we gebruiken elke keer anders zijn, met andere muziek, een andere lengte, andere arrangementen. Zowat alles is anders, maar toch is het dezelfde song.”
Hij vervolgt: “Weet je, ik zou kunnen luisteren naar tien opnames of verschillende momenten in dat stuk muziek, en nog kan ik je zeggen welke song het is, ook al is het iedere keer anders. Wat dat betekent, is dat de muziek niet die onderdelen is. Muziek is niet de woorden en het tempo en de noten of de arrangementen. Dat is niet de muziek. Muziek is het idee dat al die draden samenhoudt. Het zijn niet de kraaltjes en versieringen, het is de draad. Die draad is iets dat we kunnen identificeren als een band en dat we doen werken, song per song. Er zal een draad zijn die herkenbaar is, maar de muziek die we spelen, zal elke avond anders zijn, en dat is een manier van denken die ik niet kende voor ik bands als The Ex hoorde. Dat is iets dat wij overgenomen hebben: dat je het steeds anders kan doen, levend kan houden.”
Na afloop van ons gesprek wandelen we terug naar de studio. Albini, intussen weer met twee mondmaskers, geeft ons een rondleiding. Studio A wordt op dat ogenblik gebruikt, daar gaan we niet binnen. Maar we passeren wel in Studio B, waar Nina Nastasia net de laatste zangpartijen opneemt voor wat haar volgende album wordt. Een korte, maar hartelijke introductie. Ze voelt zich er duidelijk goed. Albini opent nog een kast met microfoons, toont een reclameposter voor Russische modellen, geeft een uitleg die ik als leek amper kan volgen. Niet lang daarna staan we weer buiten. Ik ga in m’n hoofd over het gesprek, steeds opnieuw. Ik was op m’n hoede, kende zijn reputatie. Albini was een harde, een gemene, had geen tijd voor smalltalk.
Wat mij vooral bijblijft, is iets anders: de alertheid, de intelligentie en de generositeit. Hij antwoordde doordacht, maar zonder aarzelen, vaak met humor en ook met zelfrelativering. Dat laatste was misschien verrassend. De provocerende twintiger kon ik er nog in herkennen. De oudere versie had nog altijd erg uitgesproken meningen, maar had een meer open kijk op de dingen en liet heel af en toe zijn twijfelende kant zien. Bovenal toonde hij zo mooi wat muziek kan betekenen, hoe het kan voelen om aan de slag te gaan met anderen, een gemeenschap te vormen, hoe klein dan ook. Niet slecht voor iemand die als schriel, rattig ventje ooit de meest asociale, compromisloze muziek haalbaar wilde maken. Dat hij zijn expertise ten dienste stelde van talloze muzikanten, van beginnende dromers tot zichzelf heruitvindende veteranen, heeft een leven vol muziek opgeleverd en een nalatenschap van onschatbare waarde. Voor hem moesten daar vast geen woorden aan vuilgemaakt worden, maar kijk, we moeten zuinig zijn met legendes. Requiescat, Steve Albini.
Op 17 mei verschijnt To All Trains, het zesde album van Shellac.