Voor een derde opeenvolgende en laatste keer levert (de huidige belichaming van) Swans een meesterwerk af dat in wijdte, complexiteit en vooral impact zijn gelijke niet kent. Daarbovenop laat The Glowing Man zich beluisteren als de kroniek van dat aangekondigde afscheid.
Michael Gira is één van de meest eigengereide, compromisloze artiesten die ooit op deze aardbol rondstruinde. Zijn carrière en oeuvre — met een vleugelbreedte van drie decennia — wordt gekenmerkt door groteske ideeën, emotionele overredingskracht en vlagen van (zelf)destructie. De uiting daarvan evolueerde, logischerwijs, doorheen de tijd. Waar het vroege Swans met extreem gewelddadige, repetitieve noise haren deed rijzen en trommelvliezen deed bloeden, laveerde hij met Angels of Light in de late jaren 90 weg van die bruutheid. Ingetogenheid werd de nieuwe norm, zonder daarbij aan kracht en onverbiddelijkheid in te boeten.
Wanneer Gira in 2010 Swans nieuw leven inriep, had hij geen blauwdruk. Welke vorm zijn ideeën deze keer zouden krijgen wist hij niet, maar het moest gevoelsmatig nieuw terrein ontginnen. Allergisch aan herhalingsoefeningen, betekende My Father Will Guide Me Up a Rope To The Sky vervolgens een avontuurlijk maar — erop terugkijkend — peilend reüniealbum. Het was een eerste poging tot samensmelting van alle dualiteiten die Gira’s pad tot dan toe gekenmerkt hadden. Een briljante samensmelting desalniettemin, maar één die pas met The Seer en To Be Kind culminatiehoogte bereikte.
Hoe Swans zichzelf met die laatste twee albums heruitvond, tart iedere logica. Alles wat we dachten te weten over de band werd vernietigd, verwoest en verpulverd. Nu vormt The Glowing Man het bevestigende sluitstuk van de trilogie. Opnieuw wordt tijd genomen om de menselijke psyche binnenstebuiten te keren en te doorploeteren. Opnieuw worden daarbij geen extremen geschuwd. Opnieuw stouwen Gira’s donderpreken onheilspellende pieken en cathartische dalen. Maar waar The Glowing Man zich van zijn voorgangers onderscheidt, is dat het een bijna esoterische poging (worsteling) is om tot een bestand te komen met zichzelf en met het goddelijke.
Gira noemt zichzelf areligieus, maar is een meester in het oproepen van transcendente sferen. Wanneer hij dat doet met een staaltje godsdienstkritiek, wordt het helemaal dissonant. “Cloud Of Forgetting” laat hem proclameren: “Walking/Counting/Breathing/Reaching/…” Net als in “Screen Shot” op To Be Kind worden menselijke handelingen — bij het bidden deze keer — opgesomd en ultiem herleid tot iets betekenisloos. Het nummer klinkt aanvankelijk lieflijk maar zwalkt minutenlang rond als een doelloze schaduw. “Cloud Of Unknowing” gaat nog een paar stappen verder. De toon wordt harder en onbehaaglijker terwijl God in twijfel getrokken wordt (“I am/I am not”). Cymbalen kletteren, klokken schallen, gitaren gaan overstuur. Okkyung Lee levert een improvisatiebijdrage op cello en het wijds willekeurig klankenpallet creëert een algeheel gevoel van stuurloosheid. Swans is zo buigzaam geworden dat het hypnotiseert.
Ruim drie kwartier ver zijn we, wanneer “The World Looks Black” het aardse terug naderbij brengt. Hier vindt The Glowing Man zijn eerste concrete hook. “Follow the sleeper man/Follow the maker man”, concludeert Gira, ondanks alle theïstische argwaan die daaraan voorafging. “People Like Us” is een heldere intentieverklaring vermomd als akoestisch ‘niemendalletje’. “We’re drifting goodbye/On a rust-coloured cloud.” Het is een vaarwel dat fungeert als tweespalt tussen het worstelen met religie in het eerste deel en met de getraumatiseerde zelf in het tweede deel van de plaat.
Swans’ intentie was altijd liefde, verklaarde Gira in zijn begeleidende nota. En liefde is lijden, blijkt uit die tweede albumhelft. Zo is “Frankie M” een ode aan een getormenteerde drugverslaafde en “When Will I Return?” een interpretatie van Jennifer Gira’s traumaverwerking. Michael Gira schreef het nummer voor zijn echtgenote om haar wilskracht te vieren nadat ze werd aangerand. Zeer intens en ook een beetje wrang door het feit dat hij recentelijk zelf beschuldigd werd van seksueel misbruik. Het ongemakkelijk gevoel dat dit teweeg brengt, wordt aan het einde glorieus overstegen wanneer Jennifer “Oh I’m alive!” scandeert. Het krachtigste statement mogelijk, dat het orgelpunt van The Glowing Man naderbij brengt.
Dat orgelpunt is het titelnummer en de daaropvolgende slotontboezeming. “The Glowing Man” — een repetitieve, hard beukende ‘lap’ muziek van dertig minuten — verstuurt minutieus uitgekiende aanvalsgolven om iedere zich nog rechthoudende toehoorder te slopen. “I am a growing, glowing man”, gromt Gira. Ondanks de doorstane kwelling, ‘gloeit’ hij. Leeft, vecht, spuwt en bijt hij. En komt hij, uiteindelijk, in het reine met wat is: ”Now the city’s dissolving/And heaven’s inhaling/While the ocean is thinking of a surface reflecting/Your glorious mind.” Een emotionele reiniging. Een euforische apotheose.
“Finally, peace” brengt the second coming of Swans tot een einde op een manier die in de eerste plaats verrukking en verlossing veroorzaakt. Deze episode in de bands bestaan was een trip buiten categorie. Een om te koesteren. Monumentaal, megalomaan, monsterlijk. Maar bovenal briljant. Het goede nieuws is dat Swans zal terugkeren. In welke gedaante en wanneer, dat is vooralsnog onduidelijk. Maar een aangekondigde terugkeer op zich zorgt, in deze eerste fase van verwerking na The Glowing Man, voor een welkome opluchting.
Swans is bezig aan een laatste Europese tour in deze bezetting. Op 6 oktober houden ze halt in Botanique.