Bijna twee decennia zijn verstreken sinds het Toeareg-muziekcollectief Tinariwen (of +|O: zoals de groepsnaam in het Tamashek geschreven wordt) eind jaren 90 voor het eerst op de radar kwam van muziekliefhebbers in het Westen. In de laatste twee jaar ging de groep omwille van politieke peripetiën in een ballingschap die samenviel met een uitgebreide tournee die nu ook officieel gedocumenteerd wordt.
Oukis N’Asuf — wat zoveel betekent als “hartpijn en verlangen verwerken”, is ons verteld — is de weergave van een concert dat de band op 13 december 2014 gaf in de Parijse concertzaal Bouffes Du Nord, gelegen in het 10de arrondissement, een smeltkroes van verschillende culturen en nationaliteiten. Een concert dat ook het slotakkoord was van een uitgebreide tournee naar aanleiding van hun dat jaar verschenen langspeler Emmaar. Dat album was het eerste dat de groep niet opnam in hun thuisbasis in de woestijn op het grensgebied tussen Libië en Mali — omwille van de machsgreep aldaar van religieuze fundamentalisten die muziek verboden — maar in de al even zwoele Mojave woestijn van het Californische Joshua Tree. Net zoals op de voorgangers bracht ook Emmaar weer een uiterst geslaagde combinatie van mijmerende ballads, hypnotiserende blues waarin de dorre vlakten en gortdroge hitte van de woestijn opgeroepen wordt.
Waar de studioalbums van Tinariwen een onderling vergelijkbaar geluid laten horen, is er ook bij deze concertregistratie op muzikaal vlak niet veel nieuws onder de zon. Songs die voortdrijven op jammerende en bezwerende zangpartijen, voortgedreven door gitaarpatronen die heen en weer slingeren tussen hevige dicht bij rock aanleunende songs (“Chaghaybou”) en contemplatieve en ingetogen ballads (“Tamaditin”). Hoewel de muziek van Tinariwen soms gemakshalve als woestijnblues wordt omschreven, moet er toch vastgesteld worden dat de band vele ruimer gaat dan enkel de blues. Al blijft de blues uiteraard wel een van de grondstenen van hun sound, zoals ook bewezen wordt door de prinsheerlijke samenzang op het diep in de bluestraditie gedrenkte “Koudedazamin”. Dat er gezongen wordt in het voor ons — en naar we vermoeden ook voor u — onverstaanbare Tamashek maakt het alleen maar mysterieuzer.
De groep heeft ook altijd een uitgesproken politieke dimensie gehad, wat zich hier uit in de nieuwe song “Azawad”, waarin gepleit wordt voor een nieuw thuisland als veilige haven voor de onderdrukte en vervolgde Toeareg-nomaden. Op drie nummers wordt de band bijgestaan door de 75-jarige tindé-zangeres Lalla Badi. De tindé is niet enkel een met geitenhuid bespannen houten percussieinstrument, maar ook de naam voor een uitsluitend door vrouwen gezongen traditioneel Toeareg-muziekgenre. Tinariwen is sowieso al een band met een groove, hier krijgen deze nummers een extra etherisch gevoel door de traditioneel aandoende zangpartij.
Met Oukis N’Asuf wordt er door Tinariwen ook een tijdperk afgesloten, want het was tevens de laatste keer dat frontman Ibrahaim ag Alhabib met de band op tournee ging, althans zo wil de geruchtenmolen. Wat er ook van zij, het resultaat is misschien wel geen verrassende maar wel een geslaagde en broeierige weergave van waar het gezelschaptijdens concerten voor staat.